Mijnheer Pluim noemt zijn vrouw Vogeltjelief. Want mevrouw Pluim lijkt met haar spitse gezicht en felle ogen op een vogeltje. En dat past net goed! Want meneer en mevrouw Pluim houden van vogels. Ze bestuderen en verzorgen de vogels in de kersenboom van hun tuin.
Eén keer per week komt hun kleindochter Merel hen een bezoekje brengen. Van opa en oma Pluim leert ze alles over de vogels. Dan wordt mevrouw Pluim ziek. Ze kan niet meer met de vogels of met Merel spelen. Als ze sterft, is meneer Pluim ontroostbaar. Zelfs de vogels in de kersenboom en Merel kunnen hem niet meer gelukkig maken.
Tot er op een dag een vogeltje hem komt begroeten op de vensterbank. ‘Vogeltjelief is terug’, roept meneer Pluim. Net voor mevrouw Pluim stierf, zei ze tegen meneer Pluim dat hij niet verdrietig moest zijn. Hij moet voortaan goed naar de vogels kijken en voor hen zorgen, want zijn Vogeltjelief zal er ook altijd zijn, ze leeft verder in alle andere vogels. Daarom klimt meneer Pluim vaak in de kersenboom, om zo dicht mogelijk bij de vogels, en dus ook zijn Vogeltjelief, te zijn.