Als prinses Anna zes jaar wordt, loopt het mis. De koning en de koningin houden niet meer van elkaar. Ze maken steeds ruzie en op een dag willen ze niet langer samen wonen. Het grote paleis wordt in twee gehakt, en weggesleept. De koning woont bij de zee, de koningin aan de andere kant van de stad. Een hoge heuvel zorgt ervoor dat ze elkaar niet meer kunnen zien. Elke week reist Anna over de heuvel van de ene kasteelhelft naar de andere. Haar spullen vervoert ze in een karretje.
Anna wil niets liever dan papa en mama opnieuw samenbrengen in één groot kasteel, maar daar willen de koning en de koningin niets van horen. De koning is nu meer papa en doet leuke dingen met prinses Anna. Tijdens zijn vrije tijd maakt hij een mooi schilderij van Anna, want hij wil haar graag altijd bij zich hebben.
Tijdens de papaweek blijft Anna steeds aan mama denken. Haar voorstel om weer samen te wonen, maakt de koning alleen maar boos. Omdat Anna niet wil dat papa ongelukkig is, laat ze haar voet achter in het paleis.
Tijdens de mamaweek doen Anna en mama samen zoveel leuke dingen dat de tijd voorbij vliegt. Toch blijft Anna aan papa denken. De verzoeningspoging van Anna maakt de koningin op haar beurt boos. Verdrietig laat Anna haar hand achter in het paleis.
Anna zoekt hulp bij de goede fee. Eindelijk begrijpen de koning en de koningin dat het zo niet verder kan. Ze stoppen met bekvechten en zorgen ervoor dat het heen en weer reizen voor Anna wat makkelijker wordt. Over de heuvel bouwen ze een spoorlijn en op de top een stationnetje. Anna wil dat het een mooi plekje wordt met een schelpenkamer, een liedjeskamer en een spiegelkamer. Zo kan ze zichzelf verhaaltjes voorlezen. ‘Telkens als jullie gaan gillen, ga ik daar wonen tot jullie uitgegild zijn’, zegt ze. En de koning en de koningin zijn allebei trots op hun slimme Anna.