Kaat woont met haar moeder en jongere broer Sep op een klein appartement. Omdat ze vorig schooljaar erg gepest werd door Annabel, hebben haar gescheiden ouders beslist om haar op een andere school in te schrijven. In haar klas is ze erg teruggetrokken en vindt ze het moeilijk om de anderen te vertrouwen, uit angst opnieuw gekwetst te worden. Soms wil ze haar hart uitstorten bij haar moeder, maar die heeft alleen oog voor haar nieuwe liefde.
Het dagboek, dat ze van haar overleden oma kreeg, wordt haar papieren vriendin, aan wie ze alles vertelt. Ze schrijft over dagdagelijkse zaken, maar het meest schrijft ze over haar emoties en gemis. Zo mist ze haar boezemvriendin die in het buitenland woont. Of is ze tot over haar oren verliefd op Sam. De rode draad in het dagboek is echter de zoektocht naar nieuwe vrienden en naar zichzelf.