Tot de zon aan de horizon vriest speelt zich af in Oostende. We volgen twee jonge mensen Chinouk en Lander tijdens het laatste jaar van de middelbare school.
De moeder van Chinouk heeft zware psychische problemen. Ze gaat gebukt onder allerlei angsten en waanvoorstellingen. Chinouk probeert zo goed als mogelijk het huishouden te beredderen en de zorg voor haar moeder op te nemen. Haar schoolwerk lijdt er onder. Ze spijbelt vaak. Om het spijbelprobleem op te lossen wordt ze ’s morgens opgehaald door een medeleerling. De leerkrachten sporen haar aan om mee te doen met een uitwisselingsproject van de school en vooral ook om de examens goed voor te bereiden.
Met Lander haar buddy klikt het meteen. Als bij wonder heeft hij begrip voor de gekke toestanden die de ziekte van haar moeder veroorzaakt. Lander is vertrouwd met de problematiek. Zijn moeder verblijft al geruime tijd in een instelling. Dat maakt hem onzeker maar met Chinouk kan hij praten over wat dat voor hem betekent.
De prille relatie tussen de twee jongeren komt in een sneltreinvaart terecht. De vader van Lander en zijn vriendin Martina steunen hem voluit. Zij krijgt steun van Olympia, een oudere Brusselse dame die haar weekend doorbrengt aan zee. Chinouk poetst er en houdt Olympia vaak gezelschap tegen een kleine vergoeding. In ruil mag ze af en toe het appartement gebruiken.
De goede schoolresultaten wakkeren het verlangen aan om toch verder te studeren. Maar zal mama ooit alleen zelfstandig kunnen blijven wonen? Wat als de huisbaas Theo die af en toe een oogje in het zeil houdt iets overkomt?