In Suf-aan-Zee gebeurt nooit iets tot op een dag een piratengezin zijn intrek neemt in de saaie straat waar Sanne woont. Vader, moeder, opa en de kinderen Sammie en Pien gedragen zich als echte piraten, ook al zijn ze nu even aangemeerd. Zelfs hun hondje Bob heeft een piratenpoot. Voor buurmeisje Sanne begint een spannende tijd. Ze sluit vriendschap met Sammie, de piratenjongen.
Maar de meeste buren zijn helemaal niet blij met de komst van het piratengezin. Horen deze vreemde vogels wel thuis in hun nette straat? Juffrouw Bobbel vindt het ongepast dat de auto niet gewassen wordt. Lijsje Lodewijks ergert zich aan hun gekke kleren, Meneer De Bruin aan het lawaai. Bijna iedereen in de straat heeft een klacht en daarom start Mevrouw De Bie met een petitie: dat ruige volkje moet weg!
Maar de piraten zijn hen te snel af. Van zodra hun schip klaar is, vertrekken ze weer. Piraten moeten immers varen! Voor alle bewoners van de straat laten de piraten een geschenkje achter. Wat zijn al die zeurpieten verrast. ‘Wat een aardige piraten’, zeggen ze. ‘Toch jammer dat ze weg zijn!’ Gelukkig kunnen Sanne en Sammie elkaar brieven schrijven, niet in een envelop maar in een heuse fles. En zo is het leven toch een beetje minder saai in Suf-aan-Zee.