Het is zomer. Robin is samen met zijn ouders en babyzusje verhuisd. Hij woont nu in een groot huis bij de school, want papa is directeur geworden. Maar Robin mist het gezellige huis van vroeger. Hij is bang in het nieuwe huis, vooral op de trap. Want daar woont een wolf. Gelukkig bedenkt hij een toverspreuk om het beest weg te jagen: O rode papaver, boem pats, knal!
Robin beleeft allerlei leuke dingen. Hij helpt de boer, hij leert lezen en schrijven, en telefoneren, hij kijkt samen met papa naar de sterren, luistert naar verhalen van opa… Maar hij schaaft ook zijn knie. En hij wordt ook even ziek. En papa ook. Gelukkig kunnen ze dan poppenkast voor het raam spelen terwijl de anderen op weg zijn naar school! Ze krijgen dan van alle kinderen, juffen en meesters een groot applaus.n