De avonturen van Pinokkio van de Italiaanse auteur Carlo Collodi behoort tot de wereldwijd verspreide klassiekers uit de jeugdliteratuur. Voor het eerst in boekvorm gepubliceerd in 1883, wordt het verhaal nog steeds herdrukt en bewerkt en inspireert het zowel auteurs als illustratoren. Deze nieuwe bewerking is het resultaat van een bijzondere samenwerking tussen auteur/bewerker en illustrator. Carll Cneut droomde er al lang van om het verhaal van Pinokkio in beelden tot leven te wekken. Met de versie van Imme Dros vond hij eindelijk de voor hem ideale bewerking.
Imme Dros bewaart de centrale lijn van Collodi’s verhaal. Gemaakt door vader Gepetto komt de marionet Pinokkio tot leven. Net als in het origineel wordt hij meteen getypeerd als ‘een beetje een ondeugende marionet’. Op weg naar school ruilt hij het met Gepetto’s zuur verdiende centen gekochte ABC-boek in voor een kaartje voor het marionettentheater. Daar wordt hij gevangengenomen door baas Vuurvreter, maar kan hij zich vrij kopen door zijn verhaal vertellen. Hij verdwaalt in het Boze Bos, waar hij Vos en Kater ontmoet. Naïef als hij is, laat hij zich keer op keer door hen in de luren leggen. Vermomd als struikrovers overvallen ze hem en hangen ze hem zelfs op. Maar omdat hij een marionet is, sterft hij niet. Uitgeput wordt hij door Wijsgeer de Krekel naar de Blauwe Fee gebracht. Daar volgt een memorabele, absurde discussie tussen de ruziënde Artsen Uil, Kraa en Wijze Krekel. Uiteindelijk is het de fee die hem beter maakt met een bitter drankje. Dan komt een van de bekendste fragmenten, waarin Pinokkio’s neus almaar langer wordt, naarmate hij blijft liegen. Dat vormt een keerpunt in zijn zelfbesef. Hij gaat op zoek naar ‘pappa’ Gepetto, die hij redt uit de maag van een reuzenhaai (net als in het origineel en dus niet een walvis zoals in veel latere bewerkingen). Terug aan lang leert Pinokkio lezen, schrijven en timmeren en verandert hij uiteindelijk in een jongen van vlees en bloed.
Het is knap hoe Imme Dros erin slaagt de essentie van Pinokkio’s avonturen te behouden door die te ontdoen van allerlei ‘ballast’ die jonge lezers van vandaag niet langer kunnen boeien omdat ze langdradig, te expliciet moraliserend of op andere manieren niet meer van deze tijd zijn. Op zeker ogenblik heeft Dros haar vertelstem het zelf over die weglatingen: ‘Want overal beleefde hij weer avonturen. En avonturen zijn vaak leuk en spannend. Maar avonturen kosten tijd. Veel tijd! Pinokkio weet ervan mee te praten! Hij kreeg om iets te noemen ezelsoren. Omdat hij iets heel doms had uitgehaald. Zo dom, zo dom, zo ezelachtig dom, er zijn gewoon geen woorden voor te vinden. Dus kunnen we er beter over zwijgen. (De oren raakte hij gelukkig kwijt.)’ Het fragment maakt ook duidelijk hoe helder Imme Dros haar versie onder woorden brengt. Met korte zinnen en levendige dialogen vereenvoudigt ze niet alleen de taal, maar actualiseert ze die ook en verlevendigt ze die voor (voor)lezers van vandaag. Wie wil genieten van een knap staaltje van een levendige dialoog, moet maar het vinnige gesprek lezen tussen Pinokkio, Vos en Kater, waarbij die laatste altijd de laatste woorden echoot.
Maar O Pinokkio is niet alleen een gecondenseerd taalkunstwerk. Het boek is tegelijk een visueel kunstwerk dankzij de zonder meer indrukwekkende olieverfschilderijen van Carll Cneut. Alleen al door het omslag en de prent naast de titelpagina word je weggeblazen of in het boek gesleurd. Als geen ander creëert Cneut met vooral zwart en rood een geheimzinnige sfeer. Verder in het boek leeft de kunstenaar zich helemaal uit met de voor hem typische schitterend vormgegeven vogels en de Ensor-achtige figuren. Enge koppen als die van de reuzenhaai of de monsterachtige hond doen dan weer denken aan Bosch. Onvergetelijk zijn de twee carnavaleske schilderijen over dubbele pagina’s waarop Cneut deels de verhalen verbeeldt die zijn weggelaten in de tekst (als Pinokkio’s bezoek aan een soort luilekkerland waar alleen gespeeld wordt en kinderen ezels worden, hier getekend met ezelsmutsen). Verrassend is ook zijn verbeelding van de Blauwe Fee met gestileerde, lichtblauwe kapmantel, die ver af staat van de klassieke, engelachtige tekeningen. Fascinerend zijn ook de koppen van Vos en Kater, die in deze versie een heel prominente rol krijgen. En zo kan ik doorgaan. Je raakt gewoonweg niet uitgekeken op Cneuts schilderijen.
O, Pinokkio is een machtig mooi boek om te koesteren. Mijn neus mag groeien als dat niet waar is.
Jan Van Coillie