De kamishibai is een eeuwenoude Japanse vertelvorm waarbij een verhaal verteld wordt terwijl in een houten kastje/theatertje prenten worden getoond. Deze vertelvorm laat toe een grotere groep kinderen te bereiken dan het klassieke prentenboek en is intussen ruim verspreid in bibliotheken en scholen.
Uitgeverij De Eenhoorn heeft al heel wat prentenboeken in de vorm van kamishibai-platen op de markt gebracht. De meeste mikken op jonge kinderen vanaf 3 à 5 jaar. Daar wijkt Neuswimpers in elk geval van af. De uitgave mikt op een oudere doelgroep (9 à 10 +). Bovendien brengt ze geen verhaal, maar wel een bundel van 15 gedichten. Daardoor werkt de kamishibai ook anders. Bij de klassieke vorm verschuif je de platen op het ritme van de passages in het verhaal. Hier vraagt elke plaat tijd om het gedicht te laten bezinken en de link met de illustratie te duiden. Auteur Daniel Billiet geeft daartoe bij elk gedicht wat achtergrond (vooral over de thematiek) en tips om mee aan de slag te gaan in de klas. Die tips gaan van in koor fluisteren of in groep scanderen over standbeelden maken met je lichaam, een troostbrief of een groepsgedicht schrijven tot een klasgesprek voeren met behulp van stellingen.
De gedichten verraden stuk voor stuk de eigen stem van Daniel Billiet. Vaak zetten ze de lezer/luisteraar op het verkeerde been. Neem het openingsgedicht ‘Geniaal’: dat lijkt te gaan over een muzikant/componist, maar gaat uiteindelijk over een merel, waarbij je lectuur even voor het einde ontregeld wordt door de versregel ‘Hij woont op een tak naast jou.’ De dromerige prent van Laure Allain is een knap staaltje van kleurbeheersing en vlakverdeling. Of neem ‘Rondleiding’, dat je blijkt mee te nemen in een ‘uitgeleefd huis’, waarvan de kamers anders dan anders worden door de taal van de dichter, met een ‘Badlantische Oceaan’, de ‘cel van mijn zus Fee’ en de woonst van ‘mijn voorouders’, waarin die ’s nachts komen spoken. De spookachtige illustratie van Seppe van den Berghe prikkelt mee de verbeelding.
Al even typisch voor de poëzie van Billiet is zijn maatschappijkritiek, vaak verpakt in scherpe (zwarte) humor. De gedichten laten je anders en hopelijk kritischer kijken naar massatoerisme, racisme rond het voetbalveld (gebaseerd op uitspraken van Romulu Lukaku), kindermisbruik, plastische chirurgie, plastic afval in zee, klimaatverandering en waterschaarste. Het titelgedicht ‘Neuswimpers’ is typerend voor Billiets humor. Door overdrijvingen en taboe-doorbreking doet hij nadenken over ‘lijfverbouwingen’.
Ook dat aanzetten tot nadenken typeert Billiets gedichten. Als dichter geeft hij geen expliciete boodschappen, maar gebruikt hij de kracht van suggestie om aan het denken te zetten. Neem het slot van ‘Kinderspel’: ‘dat vond ik niet/ leuk, maar hij zei dat ik niet/ flauw, dat ik lekkere benen had// en ook of ik misschien niet meer/ wou meespelen in het team.’ Of lees het slotgedicht ‘Te water’, dat speels je zus onder de douche bezingt (‘Ze trekt een dikke witte jas/ van wolken schuim aan./ Schallend bezingt/ zus de stralen water./ Ze gaat zo lang te water tot ze bleekt.’ Maar uiteindelijk doet het via woorden als ‘gevarenzone’, ‘milieu’, ‘ijsberen’, ‘zeerobben’ en ‘bosbranden’ nadenken over het waterprobleem wereldwijd.
Dit is Daniel Billiet op zijn best: messcherp en tegelijk lichtvoetig, verrassend origineel, de verbeelding prikkelend en tegelijk de kritische zin aanscherpend. Bovendien nodigt de uitgave als kamishibai uit om deze vertelvorm ook bij een ruimere doelgroep te introduceren.
Jan Van Coillie