We schrijven 12 april 1978. Het boek opent met een dagboeknotitie van Katharina aan haar ongeboren kindje. In die tijd was tienerzwangerschap een schande. Katharina wordt dan ook ondergebracht in een klooster in Lommel om ver weg van de bewoonde wereld haar zwangerschap en de bevalling uit te zitten.
Ze is daar niet alleen want de zolder herbergt in totaal 9 zwangere meisjes. Dat ze haar ‘gewone’ leven achterlaat, blijkt ook uit het feit dat ze van de zusters daar een nieuwe naam krijgt, Katja. De meisjes mogen geen persoonlijke informatie uitwisselen of hun verleden delen. Ze mogen verder ook niet buiten komen, behalve in het atelier, waar ze tegen een kleine betaling lichte klusjes opknappen. nnKatharina – Katja blijkt al snel anders dan de rest. Ze studeerde Latijn-Grieks, en is van plan regentes te worden. Ze is ook anders omdat zelfs de meisjes waarmee ze de zolder deelt, geschokt zijn als blijkt dat de vader van haar kindje een getrouwde man is, haar leraar nota bene.
En terwijl de andere meisjes dromen van hun lief en hun vrijheid, droomt Katja van haar kindje. ‘Joepie, kauwgom, shampoo, chips,haarspeldjes… Meisjesdingen. Dat is niet waar ik onmiddellijk aan denk. […] draagwiegje, zes hemdjes, een mutsje, babydeken (lichtblauw) en ik sluit af met een slaapzakje.’