Hoe wordt chocolade gemaakt? En kauwgum? En munten of plastic poppen? En, in hemelsnaam, hoe krijgen ze het voor elkaar om een flinterdunne, blinkende kerstbal te vervaardigen? Vragen die kinderen vooral, maar ook volwassenen, wel eens stellen. In Hoe maak je dat? bieden Bart Rossel en Pieter Gaudesaboos op magistrale wijze antwoord. Tien productieprocessen worden haarfijn uit de doeken gedaan in een overweldigend visueel spektakel in groot formaat dat als een voorlopig hoogtepunt in het oeuvre van Boon-winnaar Gaudesaboos kan beschouwd worden.
Met behulp van een kabelbaanliftje zweven we dwars door de binnenruimte van grote fabriekshallen waarin we zien hoe vuurwerk gemaakt wordt, cornflakes, verf, zeep, tennisballen… Stap voor stap vernemen we waar de grondstoffen vandaan komen en welke bewerkingen erop volgen. Alledaagse voorwerpen zoals munten, voedsel zoals cornflakes, snoep en speelgoed blijken een lang en ingewikkeld proces ondergaan te hebben vooraleer ze in onze huiskamer terechtkomen waarbij complexe machines, intense arbeid en overzees transport een grote rol spelen.
De tekst beperkt zich niet alleen tot de uitvoerig en precies uitgelegde productielijnen. Telkens vernemen we in een inleiding ook nog eens de geschiedenis van het industrieel product. Bovendien ook nog eens een heleboel leuke of grappige weetjes. Zo mag olifantenzeep in de dierentuin niet giftig zijn want de dikhuiden stoppen hun slurf wel eens in het zeepsop. In een reep chocolade zitten gemiddeld acht stukjes insect die er ongewild in terecht gekomen zijn. Brussels Airport blijkt het grootste chocolade-verkooppunt ter wereld te zijn. En blauw vuurwerk blijkt nauwelijks te bestaan. De vonkenregen van vuurwerk wordt veroorzaakt door brandende metaalsoorten, een stof die een felblauwe vlam oplevert is nog niet gevonden.
De kritische noot ontbreekt niet. Vuurwerk kan erg gevaarlijk zijn en veroorzaakt dodelijke paniek bij huisdieren en vogels. In cacaoboerderijen worden miljoenen kinderen gedwongen te werken en de lichaamsproporties van Barbie zijn absoluut onrealistisch. Sommigen zullen het boek niet kritisch genoeg vinden. De nadelen van de industriële schaal waarop de consumentenmarkt overspoeld wordt, blijft grotendeels buiten beeld. De enorme omvang van de plasticsoep wordt overigens gewoon geduid zonder een echt kritisch geluid. Maar goed, we willen de pret niet bederven en zijn jonge lezers al niet genoeg verontrust door de hedendaagse wereld? De grote verdienste van het boek is dat duidelijk wordt gemaakt dat alles met alles samenhangt en niets er zo maar is of domweg uit de lucht komt vallen. Over de continenten heen en doorheen de geschiedenis hebben onze consumptiegoederen een lang traject afgelegd van ontdekking en ontwikkeling. Vuurwerk kennen we dankzij de Chinezen. De oorspronkelijke bewoners van Noord-Amerika kauwden al op boomgom en zeep werd al uitgevonden in Babylonië.
De overvloedige, kleurrijke illustraties zijn een feest voor het oog. Gewoon wat bladeren in dit gulle, best omvangrijke boek is al een genot op zich. Pagina-vullende, visuele hoogstandjes in traditionele techniek, waarbij vast wat digitale hulpmiddelen te pas zijn gekomen, wisselen af met een massa kleinere meesterwerkjes en infographic-aandoende schema’s. Dit alles dus voorzien van overvloedige, vlot leesbare informatieve teksten, telkens in een aantrekkelijke bladspiegel. De dwarsdoorsnedes van de fabriekshallen zijn haast onderling inwisselbaar. Het Chinese spreekwoord dat een illustratie meer zegt dan duizend woorden, moet hier vaak wat omgedraaid worden. Zonder de tekst zou het praktisch onmogelijk zijn om uit te maken wat nu precies in al die pijpen, vijzels, trechters en droogbaden aan te treffen is. Maar je hoort bijna de installaties draaien, stampen, sissen, pruttelen.
Is dit werk in een categorie onder te brengen? Degelijke non-fictie, dat is het volumineuze tekstgedeelte zeker. De tekst strookt zonder meer honderd procent met de feiten. Het schrijfproces is voorafgegaan door veel speurwerk waarbij de auteurs zich lieten bijstaan door diverse lectoren. (O ja, dat komen we te weten in een elfde beschrijving van een productieproces, achteraan in het boek, namelijk die van het boek zelf. Terug te vinden ook als leuk filmpje op de website van de uitgever.).
De fantasierijke illustraties doen soms wat denken aan negentiende-eeuwse voorstellingen van het jaar 2000. In de cornflakes-fabriek zien we trekpaarden en katrollen. In een kerstballen-fabriek zweeft een bemand Panamarenko-wentelwiekje om de productie in goede banen te leiden. De boorinstallatie in de koperertsmijn wordt door een doe-het-zelf boormachine voorgesteld. In de mengtrommels zien we een handmixer of een keukengarde. Daardoor is het boek misschien wat in een ongemakkelijke spreidstand terechtgekomen. Een spreidstand tussen wetenschappelijke nauwkeurigheid en artistieke verbeelding. Maar misschien zijn dit bedenkingen die er niet toe doen. Dit zeer aantrekkelijke kijk- en leesboek is in de eerste plaats een ode aan het fantastische van de werkelijke wereld, dat de verbeelding vaak overtreft. De jonge lezer is wellicht wereldwijs genoeg om verbeelding en werkelijkheid uit elkaar te houden. De tien sleutels tot de productiehallen die bij wijze van inhoudsopgave aan het begin van het boek staan, weet iedereen wel te onderscheiden van de vijf gouden toegangskaarten in de chocoladewikkels van Willy Wonka. En bovendien hebben de auteurs zich goed ingedekt door tegenover de titelpagina een citaat uit Vladimir Nabokovs Strong opinions te plaatsen: er is geen wetenschap zonder fantasie en geen kunst zonder feit.
Breng dit boek een klas binnen, en je hebt gelijk vertelstof voor elf prachtige spreekbeurten. Voor alle leeftijden, zelf heb ik ook heel wat opgestoken en heb ik vooral genoten.
Dirk Tavernier