Het schrijverskoppel Erik van Os en Elle van Lieshout bewees al meermaals dat ze heel jonge kinderen kunnen aanspreken met speelse rijmpjes. In dit kartonboekje focussen ze op dieren op de boerderij: een lammetje in de wei, het varken in de modder, de koe die geen boe wil zeggen, de muis met voor zijn holletje een piepklein drolletje, de kip, de haan en het kuiken, de ezel op wiens rug je kan rijden en het geitje dat een hapje wil nemen van de jas van de ik.
De vertelstem in de versjes spreekt die dieren toe, waardoor ook de voorlezer en het luisterende kind dat lijken te doen, wat de betrokkenheid verhoogt. Dat doen ook de klanken en taalspelletjes die de versjes extra glans geven en het plezier vergroten bij het voorlezen en nazeggen. Luister naar de lieve klanken in het versje over de lammetjes die de ik zachtjes wil aaien en naar wie die zachtjes wil zwaaien. Het versje over het varkentje dat wil ‘modderrollen’ steekt vol o-klanken, van knorre-knor tot modderkloddertje. In het rijmpje over de koe primeren de oe-klanken. Het ‘piepklein’ drolletje is geen toeval in het versje over het muisje dat ‘piep, piep, piep’ zegt. Bij de kip en de haan kun je kukelen en kakelen en het ei mee laten kraken, ‘krr, krr, krak’. En het versje over het geitje huppelt vrolijk: ‘Geitje, geitje bij het hek/ geitje, geitje heb je trek?/ partje appel?/ handje gras?/ nee, nee, geitje/ nee, nee, nee/ je mag geen hapje/ van mijn jas.’
Hé, beestjes! Op de boerderij is een vrolijk en klankrijk versjesboek om peuters op een speelse manier te laten kennismaken met de dieren op de (kinder)boerderij.
Jan Van Coillie