Vergeet Hans en Grietje zoals je ze altijd gekend hebt. Hier zijn Hans en Grietje 2.X.
In de traditie van Piet de Smeerpoets brengt Bethan Woolvin twee stoute en zelfs gemene kinderen ten tonele, die uiteindelijk gruwelijk gestraft worden. Ze weigeren de broodkruimels te helpen opruimen die vogels en muizen naar het peperkoekenhuisje lokken, ze knabbelen zomaar aan het huisje van de heks Wilgrid, ze laten niets van Wilgrids feestmaal over voor de heks zelf, ze spelen met haar toverspullen en slaan haar raad in de wind en ten slotte duwt Grietje Wilgrid zelfs in de oven en vernielen ze haar huis. En dan te bedenken dat Wilgrid een goede, lieve heks is, die (bijna) niet boos te krijgen is … Behalve …
De illustraties in zwart, grijs, wit en oranje vallen meteen op, niet alleen door het kleurgebruik, maar ook door de aparte tekenstijl en de gedurfde composities. De heks ziet er totaal anders uit dan in onze klassieke voorstellingen, met haar jurk in de vorm van een spitse toverhoed die ook haar hoofd bedekt. Hans en Grietje stralen van het eerste ogenblik venijn uit door de pupillen in de linker ooghoeken, het streepje van hun monden en een hand op de heup. Ook verder in het boek zet Woolvin ze bijzonder expressief neer als veruitwendigingen van hun ondeugden: gulzigheid, luiheid en ongehoorzaamheid. Op het toppunt van hun boosaardigheid zie je zelfs hun tanden blikkeren.
Wie het klassieke sprookjes van Hans en Grietje van een compleet andere kant wil zien, is bij Bethan Woollvin aan het juiste adres. Haar eigenzinnige interpretatie kan jong en oud aan het denken zetten over goed zijn of gemeen.
Jan Van Coillie