Een koude winternacht. Drie speelgoeddieren zitten voor het raam. De maan is koud en stil. De dieren willen haar warm induffelen, maar dat is niet zo eenvoudig. Door het luikje van de poes sluipen ze naar buiten. Als ze op elkaars schouder klimmen, zijn ze wel groot, maar niet groot genoeg om bij de maan te komen. Gelukkig drijven er wolkjes aan de hemel en zo krijgt de maan toch nog een muts, een das en wanten. Nu kunnen krokodil, kip en aap rustig slapengaan.
Het boek maakt jonge kinderen gevoelig voor de wondere wereld van de natuur. De maan fascineert jong en oud. De speelgoeddieren ontdekken hoe onbereikbaar ver ze is, maar vinden toch een manier om hun solidariteit vorm te geven. Dit speelse voorleesverhaal sluit goed aan bij het magisch denken van kinderen en kan tijdens de koude winteravonden het avondritueel inluiden.
– Door Rita Ghesquiere –