Zaterdag 10 juni 1944. Er is geen wolkje aan de hemel in het Franse dorpje Oradour en niets wijst op het naderende gevaar. Maman Godfrin maant haar kinderen aan om voort te maken. Het is tijd voor de school. Even voordien heeft Roger voor het kelderraam Duitse soldaten opgemerkt. De kinderen zijn een beetje bang, maar maken zich toch klaar. Roger wacht niet op zijn treuzelende zusjes, maar hij blijft op zijn hoede. Op school worden de kinderen uit de houten barak naar het stenen gebouw aan de overkant gebracht. Enkele Duitse soldaten spreken de meester aan. Roger vermoedt onraad en besluit overhaast om zijn kans te grijpen. Hij vlucht weg naar het bos achter het kerkhof. Overal klinkt het geluid van machinegeweren. In enkele tellen staat het dorp in brand. Die dag worden in Oradour ongeveer 642 mensen vermoord. Een dertigtal dorpelingen die op die dag niet thuis waren, overleven. Slechts enkelen – onder wie Roger – konden uit de hel ontsnappen.
Terwijl hij wegloopt vangt Roger nog een glimp op van zijn oudste zus Pierrette en dan verdwijnt hij in het bos. Maar ook daar is het niet veilig. Een kogel treft hem rakelings en zijn hondje Bobby dat hem achternaliep blijft voor dood liggen. Gabriel, een man uit een nabijgelegen gehucht vindt de jongen en brengt hem naar een kasteeltje, waar hij goed onthaald wordt: er is eten, een warm bed en een dokter die zijn wonde verzorgt. Een vriendelijk meisje Sophie vertelt hem dat Oradour totaal verwoest is, iedereen is weg. Gevlucht? Roger wil het maar al te graag geloven. Hij hoopt dat hij zijn ouders, zijn zussen en zijn kleine broer zal terugvinden. Toch knaagt de twijfel en daarom wil hij terug naar het dorp, om zelf te kijken, om zelf te zoeken. Als Gabriel verder trekt, gaat hij niet mee, maar hij wil ook niet op het kasteel blijven bij de andere onderduikers.
’s Nachts vlucht hij weg. In het bos duikt onverwachts zijn maatje Bobby terug op. Nu kunnen ze samen schuilen. In het verwoeste Oradour vindt hij alleen zwartgeblakerde huizen. Tussen het puin liggen lijken. De mensen die hij er aantreft sturen hem weg. Hoe moet het nu verder? Een oude Joodse man wijst hem de weg naar een boerderij waar hij opnieuw gastvrij onderdak vindt. Roger vertrouwt echter de zoon Charles niet en trekt ’s nachts weer alleen verder. Op zijn tocht ontmoet hij verzetslieden die in Limoges een treinstel willen opblazen. Hij ontsnapt nauwelijks aan de dood. Daarna is het weer ieder voor zich. Om Duitse patrouilles te ontwijken schuilt hij in leegstaande huizen en hij steelt brood om de honger te stillen. Als bij wonder ontmoet hij opnieuw het Joodse meisje Sophie. Zij neemt hem mee naar haar tante, maar ook daar is het niet veilig. Na nog meer omzwervingen belanden Roger en Bobby bij Emile, de broer van zijn moeder, die zijn neefje adopteert. Roger, het enige kind dat de slachting van Oradour overleefde, heeft eindelijk een nieuwe thuis gevonden.