Wij zijn de wereld. Een levensfilosofie

Onze recensie

Jostein Gaarder werd wereldberoemd met De wereld van Sofie (1991), een boek over filosofie voor kinderen. In Wij zijn de wereld zet hij zijn levensfilosofie uiteen in de vorm van een persoonlijke brief aan zijn kleinkinderen.

Die briefvorm is wel even wennen. Meteen in zijn voorwoord richt Gaarder zich expliciet tot zijn kleinkinderen die hij bij naam doet. Ook verder in het boek doet hij dat geregeld. Het geeft het geheel een persoonlijk karakter dat soms wel kan afleiden van de universele filosofische vragen die Gaarder stelt. Het zijn die vragen die het boek meer dan de moeite waard maken, vragen als ‘Wat was er vóór de oerknal’, ‘Wat is de aard van het heelal?’ ‘Is het puur toeval dat er op aarde wezens met een bewustzijn bestaan?’ Maar ook vragen als ‘Wat maakt een mens nu precies gelukkig?’ of ‘Wat houdt een goed leven in?’ Het zijn vragen die we moeten stellen, ook al is er volgens Gaarder geen ‘eeuwig’ of ‘absoluut’ antwoord op. Wat mij betreft had Gaarder in dit boek toch dieper op die laatste soort vragen mogen ingaan. Maar er blijven meer dan genoeg inspirerende en confronterende gedachten over.

In zijn woord vooraf tot zijn kleinkinderen gaat hij meteen de confrontatie aan: “Ik ben ervan overtuigd dat deze honderd vijftig jaar de meest beslissende jaren zullen zijn in het bestaan van de mensheid en daarmee ook in de geschiedenis van onze planeet.” Op p. 113 formuleert hij wat volgens hem de belangrijkste filosofisch vraag van onze tijd is: “Hoe kunnen we de menselijke beschaving in stand houden en de essentiële levensvoorwaarden op onze eigen planeet beschermen?” Geregeld duwt hij zijn lezers met de neus op de feiten: de mens is de aarde in versneld tempo aan het vernietigen. Misschien is het daarom tijd voor een universele verklaring van de plichten van de mens, op de eerste plaats de plicht om ons te bekommeren voor wie na ons komt. Deze fundamentele bekommernis is geënt op twee wezenlijke belevenissen uit zijn jeugd: het gevoel dat hem als kind overviel dat hij enkel een bliksembezoek bracht aan een sprookjeswereld én de verzoenende ervaring als tiener dat hij deel uitmaakte van iets groters, iets wat hem zou overleven.

Hoe somber zijn gedachten over de toekomst soms ook mogen klinken, uiteindelijk wil hij zichzelf geen pessimist noemen, maar evenmin een optimist, liever iets tussenin. Tussen die beide is er immers de hoop: ‘Hoop is een strijdende categorie. Hoop houdt in dat je gelooft in waar je op hoopt.’ Het is een mooie slotgedachte, die Gaarder koppelt aan het finale advies voor zijn kleinkinderen én de lezers: ‘We hebben veel redenen om voor een betere wereld te vechten. En we hebben ook veel redenen om in een betere wereld te gelóven.’

Jan Van Coillie

Nieuw

Thema's

Leeftijd

Auteur