Welkom in de wereld van de dinosauriërs is niet zomaar het zoveelste dinoboek met plaatjes en praatjes. De informatie is hier niet in zakelijke tekstjes gegoten, maar wel in een poëtische vorm en de illustraties geven niet de dieren zo getrouw mogelijk weer, maar wel als expressieve collages.
De meeste teksten zijn op rijm. Welke vertaler kon de uitdaging beter aan dan Bette Westera. Haar verzen zijn klankrijk en ritmisch: ‘Daar komt de triceratops aan, pas op!/ Dat zwaargewicht met zijn enorme kop!/ Die scherp gehoornde strijder, spring opzij!/ Hij komt eraan en is … alweer voorbij.’ Het is een hele krachttoer om zowel het rijm te bewaren als de kerninhoud, die het dier typeert. De baryonyx komt tot leven in een klankrijke opsomming: ‘Vleeseter/Rotganger/ Staartzwieper/ Botvanger// Strandloper/ Visplager/ Snoeksnaaier/ Visjager.’
Knap is ook hoe de gedichten met taal de lezers helpen om zich een idee te vormen van de grootte van de dino’s. Over de tyrannosaurus Rex: ‘Zijn pootafdruk is groter dan het boek dat jij nu leest’ en ‘Van het puntje van zijn neus tot aan het tipje/ van zijn staart is de T. rex langer dan/ vijf liggende leeuwen op een rijtje’. Soms gebruikt de dichter originele beeldspraak. De cedarosaurus die zijn eten nooit kauwt, is eigenlijk ‘een soort wandelende compostbak’ en de diplodocus is voor de kleine dieren op zijn rug ‘een planeet op poten’. Daarmee zijn de poëtische technieken niet uitgeput. ‘Dinosauriërdrollen’ is een beeldgedicht in de vorm van een V en bevat een speelse verwijzing naar het klassieke prentenboek Over een kleine mol die wil weten wie er op zijn kop gepoept heeft. In ‘Stoer! Stoer! Stoer!’ vormen de eerste letters van de versregels het woord ‘Stoer’.
De illustraties zijn kunstwerkjes in collagetechniek, met expressieve vertekeningen. De T-rex lijkt wel uit het boek te springen, de open bek van de coelophysis lijkt elk moment te zullen toeslaan en de roze tong van de giganotosaurus ziet er echt uit als de ‘kwijlende lap van driftig bewegende spieren’ uit het gedicht. Om de giraffatitan te kunnen zien in volle glorie moet je het boek zelfs een kwartslag draaien.
Het boek is ingedeeld in vier hoofdstukken: ‘Dit zijn de dinosauriërs’, ‘Eten of gegeten worden’, ‘Dinosauriër-families’ en ‘Het einde. Of niet?’ Het laatste hoofdstuk opent verrassend met ‘En ik dan?’ waarbij een kip uitlegt waarom zij een dinosauriër is. Volgen nog twee teksten over fossielen en een verhelderende tijdlijn. Wat mij betreft, mocht hier op het einde toch nog wat meer feitelijke informatie over de behandelde dinosauriërs gestaan hebben. Die zou vragen van de jonge lezers of luisteraars kunnen opvangen. Maar dat de aanpak van het boek werkt, heb ik zelf kunnen ervaren. Ik las het voor aan een zesjarige dino-fan en hij was meteen geboeid. Een boek over dinosauriërs kan wel degelijk creatief en kunstzinnig zijn.
Jan Van Coillie