Uit elkaar. De titel spreekt boekdelen. Bette Westera schreef 44 gedichten over echtscheiding en vooral over de gevolgen ervan voor kinderen. Ze behandelt het ‘lastige’ onderwerp open en eerlijk en vaak met een vleug humor, die nog versterkt wordt door de illustraties van Sylvia Weve.
‘Zou ik het durven?’ De bundel opent met een gedicht over de eerste kriebels in de buik. In het slotgedicht ‘Wil je met me trouwen?’ lijken de kriebels helemaal over, maar het gedicht krijgt een scherp randje zodra je begrijpt dat het over een dementerende vrouw gaat. Tussen begin en eind komt de liefde en vooral de liefde die overging aan bod in velerlei vormen met een scala aan emoties, zowel positieve als negatieve: willen trouwen met je opa, twee papa pinguïns die een kleintje adopteren, je vader die zoent met de juf, zwanen die elkaar trouw blijven tot de dood, maar toch ook slippertjes maken, de voor- en nadelen van twee vaders, vier oma’s of vijf opa’s, wat ‘thuisgevoel’ betekent met twee huizen, de halfbroer die de plaats inneemt van de grote broer die je al zolang wou, het geruzie tussen ouders en zelfs een brief aan de onderwijsminister.
De rijmende, metrische versvorm geeft de gedichten iets luchtigs. Soms werkt die vorm prima, zoals in het gedicht over Irene die gepest wordt omdat ze anders is dan de rest, haar ouders zijn immers nog bij elkaar. Maar soms botsen het huppelde ritme en de te gladde rijmen met de ernstige inhoud. In de sterkste gedichten steekt de kracht in de compacte verwoording, waardoor een hele wereld van gevoelens in weinig woorden wordt gevat, zoals in ‘geen hond’, dat krachtig de gemengde gevoelens verwoordt van een jongen die na een scheiding een hond krijgt.
In haar expressieve illustraties slaagt Sylvia Weve er schitterend in om de hele waaier van gevoelens te vatten, van verdriet over twijfel en woede tot betweterigheid. De karikaturale, vinnige lijnvoering zorgt bij veel gedichten voor extra humor. Opvallend zijn ook de tekens en symbolen als hartjes, kruisjes en pijltjes in fluorkleuren, die ervoor zorgen dat je blik vanzelf over de bladzijden flitst. De dynamiek wordt nog versterkt doordat je geregeld een bladzijde moet omslaan om een titel volledig te lezen.
Gedichten en tekeningen vormen zo een ‘spannend’ geheel dat de lezer uitnodigt om na te denken, te gniffelen, te relativeren of te schaterlachen of nog om verwarde of verborgen gevoelens een plaatsje te geven.
Jan Van Coillie