Op een stomme maandag slaat Raaf na school links af in plaats van rechts. Waarom hij dat doet weet hij zelf niet precies, maar het is alsof zijn wereld de verkeerde kant op draait. Hij wordt gepest door Benni en vooral, zijn moeder is weg. Ook al verzekert zijn vader dat ze terugkomt en van hen houdt, het gemis en de angst ontregelen hem. De ‘verkeerde’ kant die hij kiest is het begin van een roadtrip die hem in contact brengt met diverse personages, van zijn ‘tantes’ die een hecht stel vormen over Paul, ‘de beste man van de wereld’ tot Yasmina en haar papegaai, die uiteindelijk een bijzondere rol zal spelen. Als Raaf ten slotte weer thuis komt en zijn mama terug is, volgt een memorabel fragment waarin ze hem vraagt naar het engste, leukste, spannendste, naarste, gevaarlijkste, lekkerste en raarste moment uit zijn tocht. Het is een van de origineelste samenvattingen die ik ooit las.
Het lijkt wel alsof Raaf elke ontmoeting lijdzaam ondergaat, maar stuk voor stuk tekenen ze hem. Dat voel je als lezer omdat je diep in zijn gedachten kunt doordringen. Vooral daarin steekt Evelien De Vliegers sterkte. Telkens weer geeft ze Raafs gedachten weer in rake bewoordingen die je als lezer zelf aan het denken zetten, vooral doordat ze iets bijzonders doet met taal. Als zijn vader hem verzekert dat hij en zijn mama veel van hem houden en nooit ruzie maken over hem, bedenkt hij: ‘Ik weet niet wat ik erger vind, zinnen die niets zeggen of zinnen over hoeveel ze van me houden.’ Zijn vader typeert hij verder als volgt: ‘Hij is goed met woorden, maar niet met antwoorden.’ Soms zijn zijn hersenkronkels puur filosofisch: ‘De tijd doden is het stomste wat je kunt doen. Als je daarin slaagt, ben je zelf ook dood.’ De volgende gedachte gaat over gedachten zelf: ‘Gedachten kun je niet op een rijtje zetten, want je hoofd is rond. Je kunt ze hooguit in een cirkel zetten.’
Veel van deze gedachten worden uitgelokt door uitspraken van anderen. Ze typeren Raaf haarscherp als een hypergevoelige, wat in zichzelf gekeerde, pientere jongen. Dat hij pienter is, blijkt ook uit de enorme hoeveelheid weetjes die hij telkens weer te berde brengt als een kleine, wandelende encyclopedie. Ze zorgen voor een prettige afwisseling in dit emotioneel heel geladen verhaal. En er is meer. De Vlieger maakt haar verhaal bij momenten ook luchtiger door fijne humor. Als zijn vader hem op schoot neemt en over zijn rug aait, werkt hij zich los met de woorden “Ik ben geen hond, papa”, waarbij hij bedenkt: ‘Als ik haar had op mijn rug, stond het nu allemaal recht.’ Ook zijn tantes hebben gevoel voor humor. Als ze zijn vader opbellen wanneer Raaf bij hen beland is, spreken ze een bericht in: ‘Hoor eens, broertje, Raaf is hier. We denken nog na over het losgeld maar eerst eten we ijs. Tot straks.’ Ook de laatste zinnen zijn lichtjes absurd, maar wel een perfect passende sleutel voor het slot van een intiem verhaal dat eens te meer Evelien De Vliegers talent demonstreert om emotie en humor te verweven: “Koppiekrauw,” zegt Rocky in zijn slaap. En dat is echt het allerlaatste woord dat wordt gezegd op de dag dat ik links afsloeg in plaats van rechts.’
Jan Van Coillie