Wie al eens een naar een programma van David Attenborough kijkt, weet dat onze planeet aarde de vreemdste flora en fauna herbergt. Het boek met de wat ongewone – en taalkundig te betwisten – titel Ter wereld biedt er ons een staalkaart van. Een parade van zonderlingen: het vlagstaartpluimbroekje, de klipspringer, de straatchampignon, de lelieloper, het stinkend liefdesgras. Een tachtigtal van zulke merkwaardige dieren, planten en bomen van overal ter wereld passeren de revue in dit fraai geïllustreerde boek met summiere, poëtische teksten.
Zijn veel van die die namen verzonnen door iemand met te veel fantasie? Nee, al die species bestaan echt. Niet alleen de soortnamen wekken belangstelling. Vooral het bizarre, uitzonderlijke, komische of vernuftige van voorkomen, gedrag of leefwijze doet geboeid verder lezen.
De illustraties van Nina Aerts zijn bijzonder aantrekkelijk en brengen elke dier- of plantensoort mooi in beeld. De begeleidende, poëtische teksten van Birgit Mijlemans zijn geen puntige kinderversjes geworden. Taalvirtuoos en knap bedacht zijn ze beslist wel. Maar vaak cryptisch en associatief en veel algemene kennis veronderstellend. Ze geven dus slechts een eerste aanzet om de species te leren kennen. Voorlezen vanaf zeven jaar, zoals de uitgever beweert, lijkt me dan ook wat te hoog (laag) gegrepen. Welk kind heeft weet van David Bowie, Jean-Paul Sartre, de Bee Gees, Winston Churchill, het gezin Von Trapp, de graaf van Transsylvanië? En zelf moest ik even opzoeken wie Ted Bundy en Sonny Corleone zijn.
Graag had ik naast de opdeling in tien habitats achteraan een verklarende opsomming gezien met de wetenschappelijke naam, het verspreidingsgebied en wat meer uitleg over de dieren en planten. Maar goed, kunnen is nu belangrijker dan kennen, volgens de nieuwste, en alweer aangevochten pedagogische richtlijnen. De smartphone ter hand nemen kan elke nieuwsgierige, jonge lezer de dag van vandaag. De planten- en dierennamen zijn gauw ingetikt in het google-balkje. En wat blijkt dan? Al die gekke wezens bestaan echt, hun Nederlandse namen kloppen en de wetenschappelijke beschrijvingen van Wikipedia of Natuurpunt stemmen overeen met de literair-artistieke benadering van Ter wereld. De auteur en de illustrator hebben dus zeer grondig hun huiswerk gemaakt.
Dat de auteur de vinger aan de pols houdt wat fauna en flora betreft, blijkt uit de ‘thuiskomende dieren’ op het einde van het boek. Inderdaad, de oehoe, de otter, de wolf en het roodstreephooibeestje worden weer waargenomen in Vlaanderen. De purperslak verdween uit onze kustwateren maar is er weer sinds een tijdje. En de wilde kievitsbloem is na meer dan een eeuw weer opgedoken in wat overblijft van de Vlaamse graslanden. Haar besluit ‘geef toch de hoop niet op, noch het steile woekerpaadje voorwaarts’ lijkt dan ook op de verzuchting van iemand die met kennis van zaken het verdwijnen van de soorten erg betreurt, maar optimistisch gestemd blijft.
Besluit: Ter wereld is een zeer mooi en bijzonder boek, met veel liefde getekend en geschreven, maar dat wel een gebruiksaanwijzing vereist. Lees er wat bij in de marge, doe wat extra opzoekwerk. Dan komen de best moeilijke teksten tot leven en begrijp je steeds beter wat er bedoeld wordt. Zeker als je Ter wereld regelmatig opnieuw inkijkt. En daar geven de prachtige illustraties alle lust toe.
Dirk Tavernier