Moeyaerts nieuwste opent met een verstilde pagina, met meer wit dan tekst, een soort leeswijzer voor hoe je het boek moet lezen: langzaam, tastend naar wat er tussen of onder de woorden schuilt.
Vanaf de eerste zinnen duikel je binnen in de relatie tussen zus en broer. Aan het woord is Bianca, door haar moeder als ‘onhandelbaar’ getypeerd: ‘een moeilijk meisje. Haar gebruiksaanwijzing verandert al eens van taal, en het is er altijd een die niemand begrijpt.’ Geregeld trekt ze zich terug in haar geheime schuilplaats, vooral wanneer haar moeder haar weer eens niet ziet staan of begrijpt, wanneer alle aandacht naar haar kleine boer Alan gaat, die hartproblemen heeft. En dan is er nog ‘papa en zijn Cruz’, zijn nieuwe vriendin waar Bianca niets van moet hebben. Wanneer ze bezoek krijgt van haar favoriete soepactrice Billie, komt het tot een uitbarsting waarbij Bianca iets stoms doet. Tegelijk breekt Billie door haar pantser, waardoor Bianca zichzelf beter gaat begrijpen. Dat gebeurt wel erg snel en de rol die Billie daarbij speelt kon sterker uitgewerkt zijn.
Nu kun je als lezer het gevoel krijgen dat ze als personage te opzettelijk in functie van dat zelfinzicht is ingevoegd. Los van deze kanttekening biedt Moeyaerts schrijfstijl je zoals in elk boek van hem de kans om op een unieke manier mee te denken en te voelen met zijn hoofdpersonage. Dat doet hij op de eerste plaats door van Bianca een scherp observator te maken en die observaties op een bijzondere manier te verwoorden. De sfeer in huis nu haar vader weg is, typeert ze als volgt: ‘De laatste keer dat we met meer dan drie personen aan tafel hebben gezeten was honderd jaar geleden/ ha/ ha/ en papa was net vertrokken, en sinds die tijd eten we meestal uit de magnetron. […] Mijn moeder prikt met haar vinger in de wolk van vliegjes en plakt een grijns op haar gezicht. Ze heeft een knop waarmee ze haar glimlach kan aan- of uitzetten.’ Wie het verhaal aandachtig leest, voelt hoe elk woord telt. De volgende zin kan twee betekenissen hebben, afhankelijk van het accent op het woord ‘wel’: ‘Waarschijnlijk weet Billie wel hoe je gedachten stil moet krijgen.’
Moeyaert laadt woorden ook geregeld op met een nieuwe of extra betekenis: ‘Als ze zoenden, zagen ze er toekomstig uit’ of ‘”Sorry ma,” antwoordt Jazz. Hij zegt het alsof het één woord is.” Als Billies halfzus uit de televisieserie wordt ‘weggebonjourd’, denkt Bianca na over hoe je dat anders kunt zeggen: ‘Opgeruimd. Weggewerkt. Afgedankt. Alles klinkt erg, maar weggebonjourd klinkt het verschrikkelijkst.’
Door de taal op zo’n manier te verbijzonderen, zet Moeyaert je ook aan het denken, bijvoorbeeld bij monde van Billie: ‘Je moet oefenen in alleen zijn, om op een dag met z’n tweeën alleen te kunnen zijn. Begrijp je dat?’ De spanning in het boek steekt niet in avonturen, maar wel binnenin dat personage. Bianca is vooral op zoek naar waardering, ze wil iets dramatisch doen om gezien te worden, om aandacht te krijgen. Vooral daardoor blijft er een spanning borrelen onder het verhaal.
Tegenwoordig heet iedereen Sorry is geen boek waar je met een rotvaart doorheen leest. Je laat het beste elke bladzijde, elke zin, smelten op je tong. Dan pas kun je ten volle genieten van die bijzondere leeservaring waardoor je diep binnendringt in de gedachten en gevoelens van een personage dat je dierbaar wordt.
Jan Van Coillie