Al decennialang staat DK (de Britse uitgever Dorling Kindersley) voor kwalitatief hoogstaande, informatieve jeugdboeken. Daar is Superdinosaurussen opnieuw een schitterend voorbeeld van. De laatste tijd verschijnen er met de regelmaat van een klok boeken over dinosaurussen, maar dit werk mag zonder twijfel een standaardwerk genoemd worden door de combinatie van indrukwekkende foto’s én van de nieuwste wetenschappelijke bevindingen. Beeld en tekst worden bovendien verpakt in een doordachte, heldere en verhelderende vormgeving.
Het boek is doordacht opgebouwd, wat meteen duidelijk wordt in de inhoudsopgave. Het opent met een inleidende deel over wat paleontologie is, de geschiedenis van het leven op aarde (met een verhelderende voorstelling van de verschillende tijdperken in de vorm van een klok), een definitie van wat een dinosaurus is, de soorten dinosaurussen en het ontstaan van een fossiel. Dan volgen drie delen over de belangrijkste prehistorische dieren: voor de dino’s, het tijdperk van de dino’s en na de dino’s. Het boek rondt af met een extra aantrekkelijk deel: ‘Wonderlijke wetenschap’, waarin onder meer wordt ingegaan op de massa-uitsterving en op beroemde vondsten, zoals die van ‘Sue’, het meest volledige tyrannosaurus-skelet, van een gefossiliseerd nest of van prehistorische poep, de zogenaamde ‘coprolieten’. Bij dat laatste wordt terecht de rol van de Britse, vrouwelijke fossielenjager Mary Anning belicht.
De centrale pagina’s over de verschillende dinosaurussen zijn op eenzelfde manier opgebouwd. Elk dier wordt over een dubbele pagina afgebeeld, meestal met een indrukwekkende foto van een 3D-reconstructie, soms met een foto van het skelet. Bijna altijd is ook een kleinere foto van een detail van het skelet afgedrukt. Bij die foto’s staan kleine, verhelderende tekstblokjes. Een langer tekstblokje staat onder de aantrekkelijke, typerende titel en de naam van het dier. Vaak vind je ook groter gedrukte zinnen die een opmerkelijk weetje extra in de verf zetten, bijvoorbeeld: ‘Sommige fossielen van de Barosaurus zijn meer dan 1 m lang’. Dat geheel wordt aangevuld met twee tekstkaders. ‘In het kort’ geeft de lengte, het menu, in welke tijd het dier leefde en de habitat. In dat kadertje wordt ook afgebeeld hoe de grootte van het dier zich verhield tegenover de mens, of bij kleinere dino’s een menselijke hand of voet. ‘Feiten en cijfers’ bevat extra kennis over bijvoorbeeld gewicht, voedsel, stekels, klauwen, vleugels of snelheid. Indrukwekkend hoe behapbaar deze aanpak de overweldigende informatie maakt.
De vertalers Jet Zegers en Mylène Delfos verdienen extra lof. Het is geen sinecure om zo’n informatieve tekst vol specifieke termen nauwkeurig, correct én helder te vertalen. Daarin slagen ze met brio, maar ze doen meer: ze bewaren het ‘sensationele’ woordgebruik dat al meteen de ondertitel typeert, met veel versterkers en superlatieven én ze zorgen voor aantrekkelijke, vaak klankrijke tussentitels: ‘Grijpgrage griezels’, ‘Kolossaal kruipdier’, ‘Primitieve pionier’, ‘Bek vol tanden’, ‘Zwiepende schrokop’, ‘Gekraagde knager’, ‘Geweldig gewei’ …
Achteraan vind je een bruikbaar register (waardoor je bijvoorbeeld snel alle informatie over de Tyrannosaurus terug kunt vinden) en een woordenlijst. Die laatste kon wel vollediger. Over de prionosaurus, de langste amfibie, staat er in de koptekst dat zijn schedel twee keer zo groot was als die van de hedendaagse gaviaal. Wat zo’n ‘gaviaal’ is, wordt niet toegelicht. Dat is echter een mini-kanttekening in een kolossaal boek.
Superdinosaurussen is een ‘must-have’ voor elke dinosaurusfan.
Jan Van Coillie
Voor wie nieuwsgierig is naar meer: www.dk.com