Wat is dit een superleuk boek! Spits, stekelig, teder en vrolijk tegelijk. Voor de vrolijk huppelende tekst verdient Edward van de Vendel als vertaler een speciale vermelding. Niet alleen neemt het ritme je meteen op sleeptouw, maar ook de rijmen verrassen of amuseren keer op keer.
Het boek begint zo: ‘Elke ochtend sta ik op/ met dit kapsel op m’n kop.’ Handig zoomt de tekenares in op de kop van de duidelijk ontevreden egel. De stekelige borstel op de grond is overduidelijk niet erg nuttig. Maar zijn (of haar?) gele kleur, de blik, het trekje om de mond, de gekruiste armen en de harige stekels op hoofd en bovenlip relativeren de boosheid. Op de volgende bladzijden blijkt dat iedereen ontevreden is over zijn of haar uiterlijk. En telkens weer werkt de combinatie van rijmende tekst en karikaturale illustraties op de lachspieren. ‘Papa’s makker Roderik/ vindt zijn eigen nek te dik.// En zijn lieve vrouw Emaille/ denkt alleen maar aan haar taille.’ De zielige, varkensroze Roderik verbergt zijn nek onder een gele sjerp en de mollige uil Emaille probeert verkrampt haar felblauwe korset dicht te krijgen.
Er steken allerlei visuele grapjes in de prenten. Buurman Repelsteel, die wat kilootjes te veel heeft, zou zó uit het bekende sprookje van Grimm gestapt kunnen zijn. Extra komisch zijn de paar centrale prenten over twee pagina’s. ‘Alle meisjes van het plein/ willen graag een elfje zijn.’ Door de karikaturale tekenstijl zien de afgebeelde meisjes in elfjespakken er allerminst als de bekende, slanke elfjes uit. ‘En de jongens van het veld/ zien zichzelf als superheld.’ Ook hier heerlijke visuele ironie. Die jongens zijn duidelijk de enigen die zich zó zien, de kijker ziet een bende komische wezentjes waarvan de kleren overduidelijk niet de (super)man maken.
Na al die vrolijke, kleurrijke beelden en rijmen volgt een gedicht over een dubbele, bruine pagina. ‘Heel veel mensen willen/ minder platte billen/ maar tegelijk vinden ze het fijn/ als hun buik wél plat zou zijn.’ Er volgt nog een hele opsomming van wat mensen zo allemaal anders zouden willen aan hun lichaam. Op de volgende dubbele pagina zie je een carnavaleske optocht van bizarre wezens waarvan de wensen uitvergroot worden: minibeentjes en reusachtige armen, een lijf als een bonenstaak enzovoort. Het contrast kan niet groter zijn met de volgende prent, waarop de gezellig dikke, stekelbaardige oom Colombo in het zonnetje zijn wijsheid verkondigt. Al dat anders willen zijn boeit hem niet echt, ‘zoals je bent, zo ben je goed.’
Stekelhaar is echt niet raar! verkondigt een uitgesproken positieve boodschap en verpakt die zo sprankelend grappig dat jong en oud er vrolijk en warm van kunnen worden.
Jan Van Coillie