Afrika, 1637. Tyn gaat op zoek naar zijn halfzusje Obaa, het enige familielid dat hij nog heeft. Hij wil haar koste wat kost vinden, maar dat is niet zo gemakkelijk. Het enige wat hij over haar weet, is dat ze in een dorp aan de Afrikaanse slavenkust woont.
Om haar te vinden, wordt Tyn scheepsjongen op een schip dat naar Afrika vaart om slaven in te kopen. Obaa, die door haar vader verwekt werd bij een Afrikaanse slavin, is echter naar het binnenland verjaagd. Ze moet er zich tegen woedende krijgers verdedigen. Later moet ze nog heel hard voor zichzelf opkomen tegen sluwe tovenaars en wrede slavenhandelaren. De belangrijkste vragen die het boek bij de lezer oproept, zijn of Obaa zal overleven en of Tyn en Obaa elkaar zullen vinden.
Slavenhaler draait rond de zoektocht van Tyn naar Obaa, en bij uitbreiding rond de zoektocht van hen beiden naar geluk en vrijheid. Rob Ruggenberg schetst Tyn en Obaa allebei tegen een omgeving waarin ze maar weinig mensen kunnen vertrouwen. Obaa wordt al snel geportretteerd als een slimme meid met doorzettingsvermogen, terwijl Tyn getypeerd wordt als een ietwat domme, naïeve en zwakke jongen, als haar tegenpool dus. Dat zorgt voor heel wat spanning. Twee underdogs die in een wereld die tegen hen gekant is op zoek gaan naar het goede en een verhaal waarin de toevalligheden aan elkaar geregen worden: het lijkt soms allemaal wat voorspelbaar en ongeloofwaardig.
Maar het boek is spannend en daarom leg je het niet aan de kant, je wil gewoonweg weten hoe de verschillende verhaallijnen allemaal aflopen. De auteur weet hoe hij een vlot lezend verhaal moet opbouwen en hoe hij nieuwsgierigheid kan opwekken. Hij weet je bovendien mee te trekken in een wereld die ver van de onze ligt, een wereld waarin slavernij een grote rol speelde.