Rozen voor de zwijnen. De minstens 100 spreekwoorden van Breugel

Onze recensie

In mijn ouderlijke woning lag een antieke uitgave  van  het tweedelige, encyclopedische Verschueren-woordenboek. Ik heb er nog steeds warme herinneringen aan, met toch gemengde gevoelens bij twee lemma’s die ik met regelmaat bekeek: de Kinderspelen en de Spreekwoorden van Bruegel. De afbeeldingen in kleurendruk van de wereldberoemde genrestukken waren bedekt met een fragiel, transparant velletje cellofaan. Voorzien van een honderdtal nummers verwezen ze naar een lijst met respectievelijk een opsomming van traditionele kinderspelen en Nederlandse spreekwoorden. Hoe graag en hoe vaak  ik er ook naar keek, en hoe vaak ook ik het glaspapieren velletje heen en weer omsloeg, vooral de plaat met spreekwoorden frustreerde mij. De afbeelding was te klein om details te kunnen onderscheiden en de lijst met spreekwoorden bevatte slechts een relatief klein aantal dat ik begreep.

Het kwam er nooit van het oorspronkelijke werk te gaan bekijken in de Berlijnse Gemäldegalerie. Ook de kopieën van Bruegels zoon Pieter Brueghel de Jonge in respectievelijk het Haarlemse Frans Hals Museum en het Antwerpse Snijders en Rockoxhuis vereerde ik niet met een bezoek.

De taalkundige en kunsthistorische fascinatie bleef echter.  Soelaas vond ik al op het internet en in grote-mensen-boeken, maar ik keek toch  erg uit naar het recentste werk van Ted van Lieshout met als onderwerp De omgekeerde wereld (want zo heet dit Vlaamse topwerk uit 1559 eigenlijk).  Mijn verwachtingen waren hoog gespannen omdat ik Van Lieshouts Wat is kunst? en Kleuren – eveneens bij uitgeverij Leopold – erg kon smaken. En Ted van Lieshout is natuurlijk ook de auteur van de virtuoze en prachtig geïllustreerde Boer Boris-rijmboekjes.

Die hooggestemde verwachtingen zijn in zeer hoge mate ingelost. Dit is zonder meer een schitterend boek. Rozen voor de zwijnen  is een kunsthistorisch juweeltje, maar ook een taalkundig snoepje van formaat voor jong en oud. Rijk aan afbeeldingen van het oorspronkelijk werk, uitvergrotingen van  minuscule details, kunsthistorische verwijzingen naar andere schilderijen en etsen, is het een magnifiek kijk- en leesboek in één geworden. In een soort van didactische, soms socratisch aandoende dialoog gaat de auteur een gesprek aan met een onwetend, of minstens minder geïnformeerd, iemand. Die laatste is dan de (jonge) lezer zelf die zich,  als nieuwsgierige vraagal, soms opzettelijk van de domme houdt. Ted van Lieshout,  die zich behoorlijk verdiept heeft in het schilderij en ook taalkundig heel beslagen op het ijs komt, treedt op als de ideale schoolmeester.

Door een honderdtal rijk gevulde pagina’s heen loodst Van Lieshout ons door alle details van het schilderij en het enorme scala van Nederlandse spreekwoorden, zegswijzen, uitdrukkingen en gezegdes. We komen  te weten wat het verschil is tussen al deze vormen van idiomatisch taalgebruik. Waarom en in welke omstandigheden we ze gebruiken en waarom we de beeldentaal van Bruegel niet altijd meer begrijpen. We maken een duizelingwekkende reis door  de Nederlandse woordenschat van vroeger en nu waarbij al eens een zijsprongetje in een vreemde taal wordt gemaakt. Door de mand vallen, twee vliegen in één klap slaan, blij maken met een dode mus, twee handen op één buik, de kat de bel aanbinden, … Waar het historisch vandaan komt, wat het betekent en vooral ook  in welke omstandigheden je  de uitdrukking, zegswijze of spreekwoord kan gebruiken, je kom het allemaal te weten. Bijzonder aan het boek is namelijk dat Van Lieshout, aangenaam vertellend, herkenbare situaties schetst waarbij je  een specifieke uitdrukking of zegswijze tussen neus en lippen door kan debiteren. Een voorbeeldje: Je spreekt met gespleten tong als je tegen je leraar zegt:: ‘U hebt vandaag heel leuk les gegeven’. En tegen je moeder: ‘Ik viel in de klas in slaap, want de leraar gaf heel stom les.’ Daar is ook een ander spreekwoord voor: ‘met twee monden spreken’. Vervolgens krijg je een detail van het schilderij te zien van een bol gezicht met twee monden. Eerlijk, dat gezicht had ik zelf nog nooit opgemerkt. Van Lieshout laat de lezer ook zelf zoeken op het schilderij en leert ons zo beter kijken. De auteur veroorlooft zich ook enkele grappige,  zelf verzonnen spreekwoorden en bewijst zo zijn taalvirtuositeit. De vraag hoeveel spreekwoorden en zegswijzen Bruegel nu afbeeldde, brengt ons bij de vraagstukken  van kunsthistorische interpretatie en historische taalkunde. Ook enkele biografische gegevens over Pieter Bruegel de Oude ontbreken niet.

Omwille van het overvloedig beschikbare, historische beeldmateriaal (waar de auteur ongetwijfeld veel research voor verrichtte) kwam aan deze uitgave geen aparte illustrator te pas. Totaalkunstenaar Van Lieshout verzorgde zelf de aantrekkelijke vormgeving in oblong formaat. De bladspiegel en de typografie is bijzonder uitgekiend en verhoogt zowel  de didactische waarde als het lees- en kijkplezier. In een cursieve, rode letter worden de vragen afgevuurd. In een gewone, zwarte letter is de alwetende, welwillende auteur aan het woord. De uitdrukkingen, zegswijzen en gezegden zelf zijn in blauwe kleur afgedrukt. Allerlei inzetjes bij de talrijke illustraties, in weer een ander lettertype,  geven nog eens extra informatie. Deze laatste zijn dan vaak ongenummerde voetnoten bij de tekst, aangeduid met een oranje icoontje. Achteraan staat het volledige, genummerde schilderij nog eens afgebeeld met een opsomming van de 111 met zekerheid vastgestelde spreekwoorden, uitdrukkingen, enz. Daarop volgt een uitgebreide index. Als je al lezende al je weg wat kent in het schilderij, kan je ook nog eens als quick reference, met zicht op het grote geheel, gaan kijken op de binnenste schutbladen waar voor en achter telkens de helft staat afgedrukt.

Het mag duidelijk zijn: dit is een zeer bijzondere  publicatie  waarin veel werk is gestopt. Ik zal het boek vast nog vaak ter hand nemen. Mocht ik leerkracht Nederlands zijn, dan wist ik wel raad met de leeslijst. Deze titel kwam dan zeker met stip op nummer één. En was ik leerkracht esthetica of kunstgeschiedenis, dan twijfelde ik al evenmin. Een betere introductie op Bruegel, onze Brabantse grootmeester van wereldformaat, kan je niet verzinnen. En, meneer Van Lieshout, – mocht u deze recensie ooit lezen – schrijft u ook eens zo een prachtboek over Bruegels kinderspelen? Het onderwerp lijkt me echt iets, euh…voor kinderen. Vrees maar niet dat uw boeken rozen of parels voor de zwijnen zijn.  En zelf wil ik er ook graag argeloos  wat domme vragen bij stellen.  Want ook bij dat lemma was het woordenboek van pater Verschueren, dat jammerlijk genoeg niet meer uitgegeven wordt, niet geheel bevredigend.

Dirk Tavernier

 

Nieuw

Thema's

Leeftijd

Auteur