Verstopt onder een bessenstruik broedt Kip Vera op haar nest. Plots verschijnt een vos in de kippenren. De hele kippengemeenschap wordt vermoord. Vera blijft alleen achter. Bij de schuur vindt ze een achtergelaten zielig vossenjong. Haar moederinstinct speelt haar parten. Ze neemt het jong onder haar vleugels en voedt het op met haar kuikens. De boer koopt nieuwe kippen. Maar hoort een vos in een kippenren?
De vos is de grootste vijand van de kippen, dat weet iedereen. Een vos moordt ook de hele kippengemeenschap op de boerderij uit. De enige overgebleven kip neemt dan uitgerekend een vossenjong onder haar vleugels? Het is een vreemd gegeven, maar Jef Aerts komt ermee weg. Vanaf de eerste zin zit je als lezer in het hoofd van Vera Kloek. Een moeder hoort toch een hulpeloos kleintje te beschermen! Natuurlijk neemt Vera dat kletsnatte, zielige hoopje vossenpuppy in haar nest op. Hij krijgt een evenwaardig plaatsje, net als alle kuikens. Vera zal hem beschermen tegen de harde buitenwereld. Ze hecht zich meer en meer aan het jong, ze geeft hem zelfs een naam. Dat maakt hem helemaal tot één van haar kuikens. Het voelt allemaal erg logisch en aan het einde van het boek lijkt het al helemaal niet vreemd meer dat de vos, samen met de haan en Vera op het dak een kraaiconcert geeft.
Het hele verhaal is geschreven vanuit het oogpunt van kip Vera. De lezer hoort wat ze denkt, ziet waar ze naar kijkt, voelt wat zij voelt en vertoeft dus helemaal in de leefwereld van deze kip. In een paar rake zinnen neemt de auteur de lezer mee in het hoofd en hart van Vera: “Vera had altijd gedacht dat vossen gemene rovers waren die helemaal niet zielig konden zijn. Maar hier, doorweekt in het gras, zat een babyvosje. En het huilde. Het huilde zich een plek in haar warme moederhart.” (p.11) En meteen verovert het vosje ook elk lezershart.
Ook de illustraties dragen bij tot het gevoel dat je alles mee beleeft en dat het hele verhaal ‘vanzelfsprekend’ is. De vaak gelauwerde illustrator Martijn van der Linden zorgde voor prachtige, levensecht getekende prenten. De dubbele pagina’s zijn fotografisch realistisch, zoals de prent van de stad op p.29-30. Enkele details vallen op: de kabels op de elektriciteitspaal, het onkruid langs het rioolrooster, zelfs de automerken zijn herkenbaar. De tekstvlakken worden luchtig gehouden door vele kleine tekeningen. Zo verliezen ook minder geoefende lezertjes de moed niet en is het meteen ook een leuk voorleesboek.
Roversjong is een ontroerend en hartverwarmend prentenboek dat elke lezer, jong en oud, zal raken.
Lut Vanderaspoilden