Roodkapje

Onze recensie

Zonder twijfel is Roodkapje een van de bekendste sprookjes wereldwijd. Sinds Charles Perrault en de gebroeders Grimm het opnamen in hun sprookjesverzamelingen, werd het talloze keren heruitgegeven en bewerkt. Roodkapje van Betha Woollvin voegt aan deze eindeloze rij een originele variant toe, vooral door het knappe samenspel tussen tekst en illustraties.

De cover intrigeert meteen, met het felrode kapje, de haren als grove borstelstreken en vooral de ogen van Roodkapje, met beide irissen in de rechterhoeken. Is ze op haar hoede, wantrouwig, kritisch, peinzend, gefocust, een plan beramend …? Die ogen blijken in het boek een wezenlijk kenmerk van Roodkapje.

Het verhaal begint als het bekende sprookje, maar wel in kortere, vereenvoudigde bewoordingen. Roodkapje wordt door haar moeder met cake naar haar grootmoeder gestuurd die zich niet zo lekker voelt. Ze draagt niet alleen een rode kapmantel, maar ook rode laarsjes die fel afsteken tegen het grijze en zwarte decor. In het bos komt ze een wolf tegen die haar vraagt waar ze naartoe gaat. Dan wijkt de tekst af van het bekende pad: ‘En dat hadden sommige kleine meisjes heel eng gevonden. Maar dit kleine meisje niet.’ Het zal een leidmotief worden in het verhaal. De illustratie laat de wolf zien als een groot, zwart monster dat met een bek vol tanden boven Roodkapje uit torent.

De volgende prent is bijzonder knap: je krijgt een close-up van de kop van de wolf, met in zijn brein een bord met daarop de kleine oma en Roodkapje. De tekst vult aan: ‘En hij bedacht een plannetje’.  De wolf komt bij het huis van grootmoeder (met rood dak) en ook de volgende prent biedt een sterk staaltje van de knappe wisselwerking tussen tekst en beeld: ‘Dat was niet zo leuk voor grootmoeder’. Je ziet de wolf grootmoeder naar binnen werken, haar benen steken nog uit zijn muil. Zoals bekend kruipt de wolf in grootmoeders bed en wacht hij Roodkapje op. Die komt niet zomaar naar binnen maar gluurt eerst door het raam, ze ziet de ‘slecht verklede wolf’ in grootmoeders bed. ‘Dat hadden sommige kleine meisjes heel eng gevonden.’ Maar Roodkapje dus niet en ze bedenkt een plan. Ze stelt de klassieke vragen over oren, ogen en tanden, maar ook het laatste antwoord van de wolf vindt ze niet eng. Ook de prent hierbij is meesterlijk. Wat erop staat moet je zelf ontdekken, let op de ondeugende blik van de kleine heldin, nog versterkt op de volgende dubbele pagina, die enkel een close-up van haar ogen laat zien. Op de slotprent is Roodkapje in wolvenpak op weg naar haar moeder, met een brede grijns op het gezicht. Ook de slotregels verklap ik niet, die zijn in elk geval heel en al bevredigend.

Woollvins Little Red verscheen voor het eerst in 2016. Dat het pas nu in het Nederlands uitgegeven wordt is een teken van de tijd. Op de achterkant wordt het boek aangekondigd als ‘een sterk staaltje girlpower’. Daarbij heeft de auteur/illustrator haar naam niet gestolen: Wo(o)l(l)vin…

Jan Van Coillie

 

Roodkapje was de eerste sprookjesbewerking van Bethan Woollvin. Ze bewerkte ook Rapunzel en Hans en Grietje.

 

Enkele opmerkelijke bewerkingen van Roodkapje:

Roald Dahl, Gruwelijke rijmen, Fontein, 1982 (met Roodkapje in wolvenvel)

Edward van de vendel en Isabelle Vandenabeele, Rood Rood Roodkapje, De Eenhoorn, 2003 (Roodkapje met bijl)

Gerda Dendooven, De wonderlijke reis van Roosje Rood, Querido, 2007.

 

Voor wie meer wil lezen over bewerkingen van Roodkapje:

Jan Van Coillie, ‘Hoe rood is haar kapje? Een illustratiegeschiedenis van Roodkapje’, in: Kunsttijdschrift Vlaanderen, jg. 56, april 2007.

Sandra L. Beckett, Recycling Red Riding Hood, Routledge, 2002

Revisioning Red Riding Hood around the World: An Anthology of International Retellings. Wayne State University Press, 2014.

Nieuw

Thema's

Leeftijd

Auteur