Ruth Gruener wordt geboren in Polen. Haar ouder zijn joods. Wanneer ze 5 jaar is, vallen de Duitsers Polen binnen en moet het gezin onderduiken. Haar ouders zijn erg bekommerd om haar veiligheid en brengen haar onder bij een niet-joods gezin. Later wordt ze herenigd met haar ouders. Ze overleefden de oorlog en willen emigreren naar Amerika. Dit is niet zo gemakkelijk als ze gehoopt hadden. Ze moeten maandenlang wachten en komen in enkele opvangkampen terecht. Uiteindelijk schepen ze dan toch in voor de grote overtocht. Daar wacht hen een nieuwe start. Toch heeft Ruth het niet zo gemakkelijk. Ze worstelt met het verschil in levensvisie en vecht tegen nachtmerries waarin ze haar onderduikjaren opnieuw beleeft.
Hoewel de auteur over haar eigen kinderjaren en jeugd vertelt, doet ze dit in een eenvoudige verhaalstijl zonder veel dramatiek. Ze vertelt het verhaal met weinig details. Dit vormt tegelijkertijd de sterkte en de zwakte van dit boek. Als lezer begrijp je de verschrikkingen die ze heeft meegemaakt, maar je wordt niet echt meegezogen in het verhaal. Je blijft een toeschouwer.
Toch zijn boeken zoals deze erg belangrijk. We moeten blijven horen uit de eerste hand wat mensen elkaar kunnen aandoen in naam van een of andere ideologie. Daarom ook vertelt Ruth Gruener dit verhaal. Omdat ook na haar dood nog jonge mensen zouden ervaren wat er in WOII met de joden is gebeurd en hoe moeilijk het voor hen was om het gewone leven terug op te nemen, ook al leefden ze als vrije burgers in een vrij land.
Lut Vanderaspoilden