Dag lezer. Dag jij. Ik schrijf je omdat ik geschreven heb, een novelle. ‘Ooit zal alles anders zijn’. Het doet me natuurlijk plezier dat je dit boek hebt opgemerkt en opgepikt, maar toch had ik het graag anders gezien…
Liefst had ik deze novelle uit de lucht laten vallen, dwars door dak en plafond, recht in jouw handen. Baf! En daarna een mooie groene eikel. Pok! En dan nog ook nog een man van halfweg de dertig, netjes in het pak. Doef! En die man staat rustig recht en veegt eens over zijn kleren, alsof er geen vuiltje aan de lucht is. Hij neemt de eikel en vraagt, in alle ernst: ‘Wat denk je? Dit hier… Is dit… God?’ Nog voor je iets kan zeggen, staat er plots een jongetje naast je en hij zegt: ‘Maar nee! Natuurlijk niet! Gek!’
Geef toe, daar had je van staan kijken hè, van zo’n stunt? Maar goed, ik heb die fratsen toch maar gelaten, want je zou je nog een ongeluk schrikken. En dat is nu ook weer niet de bedoeling. En daarom geef ik graag het woord aan de novelle zelf, want ik mag hier dan wel een mooi boompje opgezet hebben, de vraag is wat er achter zit…
Het is een boek voor iedereen die het woord ‘splinterbom’ kan lezen, en ook ‘vierendertig’ en ‘pirouettes’. Kortom: een boek voor jou, of je nu jong bent of lang-niet-meer-zo-jong.
Vaak krijg ik de vraag: ‘Waar gaat het over?’ Ik sla dan altijd een kruisteken en zeg: ‘In de naam van de twee vaders, de verloren gelopen zoon en de heilige boom, amen.’ En dan kijken ze je aan, beginnen ze te lachen en zie je ze denken: hmm, dat klinkt… apart. En dat is het boek ook, denk ik: apart. En bijzonder. En verder wil ik er liefst niets over verklappen en het een groot vraagteken laten zijn.