Onbreekbaar. Wie de poëzie van Hans Hagen kent, weet dat je de titel van zijn nieuwe bundel ook zonder ‘on’ moet lezen. De ik in zijn gevoelige gedichten stelt zich breekbaar en kwetsbaar op. Er is van alles in het leven dat breekbaar is, zoals de liefde, vrede en het leven zelf. Een vakantieliefde lost op met onbeantwoorde brieven, je schrikt wakker uit je dromen ‘breekbaar in haar armen’. Er zijn de ‘geloven vol ideeën/ van mijn god is groot’ die mensen uit elkaar drijven. En er is de dood die te vroeg komt, ‘gesprekken nog niet af/ de dagen nog open.’ Ondanks pijn en verdriet is het leven mooi, zo stelt het openingsgedicht, door de ontmoetingen tussen geboorte en dood en de onvergetelijke herinneringen. Ook al ziet de ik zijn vakantieliefje niet terug, er blijft de herinnering aan die kus ‘van vlammend goud’ en de ‘heuvels’ van Regina (‘die sprakeloos in mijn handen pasten.’ Hierin schuilt de kracht van Hagens poëzie: hij verwoordt zijn beelden zo herkenbaar en raak dat je ze ook als lezer niet licht vergeet. In ‘nu’ verwoordt hij het besef dat herinneringen veranderen omdat je het beeld kunt aanpassen ‘aan het moment waarop ik terugzie’, waardoor alles zachter wordt, met ‘iets minder pijn/ steeds minder zwart’. In ‘kersen’ bijvoorbeeld kleurt hij de herinnering aan zijn opa kersenrood in, waardoor die op een bijzondere manier weer tot leven komt. Het staat al in het openingsgedicht: je moet zelf de verbinding maken. En je moet vooral ook voor jezelf opkomen. Die gedachte loopt als een rode draad door de bundel en komt terug in de herhaalde woorden ‘ze zeggen dat’, die uitnodigen om een eigen mening te vormen. Het gedicht ‘zelf’ roept op om niet te luisteren naar de ‘papegaai op je schouder’ zodat je ongestoord je weg kan gaan, vanuit een schaarste die vragen oproept. ‘Pluisjes’ stelt dat je zelf je waarheid moet zoeken, los van geloofsovertuigingen waardoor mensen niet meer hoeven te denken. ‘Echt’ kaart aan hoe snel mensen zich een oordeel vormen over anderen, met als boodschap: ‘iemand begrijpen/ jezelf of een ander/ is niet het belangrijkst/ niet verkeerd begrijpen/ dat is al heel wat.’ ‘Kam’ vat de kern samen in een verrassend beeld: in het leven komt het erop aan je niet te laten knechten, ‘onbreekbaar’ te zijn als dat kammetje, ook als er een tandje afbreekt. De illustraties van Deborah van der Schaaf zijn even breekbaar en suggestief als de gedichten. Bloemblaadjes, papiersnippers en vlindervleugels drukken breekbaarheid uit en suggereren door de composities emoties als verlangen of frustratie, nabijheid of verwijdering. Onbreekbaar is een indringende bundel die zowel jonge als volwassen lezers confronteert met de breekbaarheid van het leven, maar vooral doet nadenken over wat mensen de sterkte geeft om van dat breekbare leven iets moois te maken. Jan Van Coillie
De eenhoorn
2018