Missie afbreken is het laatste in de Gozert-trilogie van Pieter Koolwijk. Het eerste deel, Gozert, leverde Koolwijk een Gouden Griffel op. Het boek gaat over een jongen Ties en zijn denkbeeldige vriend. Die gaan samen op avontuur, en dat loopt niet altijd goed af. Zijn ouders besluiten hem in een instelling te sturen, Huize Hoopvol, waar de hoop soms ver te zoeken is. In het tweede boek leer je Luna kennen, die in Huize Hoopvol vrienden wordt met Ties, en zo ook met diens ouders. Linde Faas zorgde voor de illustraties van beide boeken en ook van dit laatste deel. Zelf las ik enkel dit laatste deel, en dat lukt eigenlijk ook best goed: je hebt de voorgeschiedenis niet nodig.
In Missie afbreken zien we hoe Ties de overstap maakt van kindertijd naar tienerjaren, en daarbij steeds minder geïnteresseerd is in gekke jongensmissies, kattenkwaad en fantasiespel. Zo heeft hij ook zijn denkbeeldige vriend steeds minder nodig. Dat afscheid van een levensfase beleef je als lezer door de ogen van een wel erg bijzondere ik-verteller, namelijk de denkbeeldige vriend Gozert zelf.
Daar had ik het aanvankelijk wel best lastig mee. Het is gewaagd en gedurfd, dat zeker, en Koolwijk beheerst ook zonder enige twijfel alle vertel- en verhaaltechnieken nodig om dit soort wat eigenaardige ik-verteller toch aan het stuur van dit narratief te kunnen plaatsen. Die technieken zet hij dan ook volop in, wat het geheel bijwijlen een wat geforceerd kantje geeft. Misschien ben ik zelf al te volwassen, te ver verwijderd van mijn kinderjaren om zomaar bereid te zijn tot dit soort verregaande suspension of disbelief. Het hielp ook niet dat Koolwijk zijn ik-verteller introduceert in een verhaal dat een toch wel erg negatief beeld schept van geestelijke gezondheidszorg. Huize Hoopvol/Hopeloos is een gruwelijke plek waar je echt niet wil zijn. Zeker, helaas ook, zullen dat soort plekken bestaan, maar laten we kinderen toch vooral de boodschap meegeven dat ze met hun zorgen ergens terechtkunnen, en dat die ‘ergens’ niet altijd thuis is te vinden.
En toch gebeurde er iets onderweg. Ik ben gezwicht voor het verhaal, voor Gozert, dat malle en ontroerende product van de fantasie van een kind dat meer voelt van het verdriet van de ouders dan je je kunt indenken. Met mijn hand letterlijk op mijn hart en een diepe verzuchting draaide ik de laatste bladzijde om, ontroerd en voldaan.
Er zijn, geloof ik, drie redenen waarom Gozert als ik-verteller aandraven dan toch werkt. Ten eerste zijn er de sappige dialogen die ontstaan in interactie tussen een kind en diens verbeelding. Gozert is naïef, speels en lollig, en interpreteert ook de wereld rondom hem vanuit dat interpretatiekader. Verfrissend is dat. Ten tweede is er de diepere laag van de achtergelaten kindertijd, die de Gozert-trilogie bijna in de traditie van de ontwikkelingsromans inschrijft. Op bijzonder toegankelijke wijze – wellicht dankzij de ik-Gozert, wordt kleur en afstand ingezet om moeilijke gevoelens te vertolken, en helpt fantasie om identiteit en de zoektocht daarnaar vorm te geven. Dat gebeurt soms erg letterlijk, zoals wanneer Gozert zich inbeeldt dat hij een tijger is. Zo praat hij zich moed in, maakt hij zich sterker dan hij kan zijn.
Maar ik kan er toch niet zomaar op afrennen. Nou ja, het kan wel. Ik wil het alleen niet. (…) Mopperend kom ik achter de reus vandaan en sluip ik door het gras dichterbij. Ik voel me een tijger. Zie eruit als een tijger. Dus ben ik een tijger. Een grote, gevaarlijke tijger die voor niks of niemand bang is. (…) Mijn oranje kleur gloeit om me heen. De zwarte tijgerstrepen strekken zich ver uit. En ik kom steeds dichterbij. (p.88)
Evengoed gaat het implicieter, en wordt kleur gebruikt om intensiteit weer te geven. Kleur vind je in de tekst, en in de prachtige illustraties van Linde Faas. Die zijn de derde reden waarom dit boek werkt: haar prenten helpen je om dit boek met je hart te lezen. Linde tapt inspiratie uit de natuur in Noorwegen, waar ze woont, om in haar aquarellen licht en donker, grijs en kleur, op elkaar af te stemmen tot ze de juiste intensiteit bereiken. Volledig roze prenten wisselen bijna exclusief donkerblauwe af, maar het licht vindt altijd op een of andere manier z’n weg.
Zelfs al blijkt een denkbeeldige vriend als ik-verteller soms wat moeilijk verteerbaar voor een volwassen lezer, dit boek verdient je aandacht, en zeker die van je opgroeiende net-nog-kind.
Eline Zenner