Dit is zo’n prentenboek waar je meteen ‘Wauw!’ bij zegt: uitzonderlijk groot formaat en indrukwekkende cover: een kleine jongen met pijl en boog staart dapper omhoog, nietig tussen de voorpoten van een reusachtige wolf. Zodra je het boek beweegt, schittert de zilverdruk van pijl, boog en het oog van de wolf.
Ook binnen in het boek zijn het de illustraties die de aandacht trekken. Het zilver komt terug in sneeuwvlokken, de haren van de wolf en de ringen op de zilverberken. Die laatste contrasteren mooi met de felrode bloemen. Dat rood in verschillende tinten komt nog terug in prachtige natuurbeelden, onder meer in het rode licht waarin de reusachtige bomen baden of in de oranjerode, vallende bladeren. Die overweldigende, sprookjesachtige natuurtaferelen én het hoofdpersonage met zijn grote, amandelvormige ogen en fijne neus verraden de invloed van Benjamin Lacombe.
Het verhaal is een klassiek heldenverhaal. Nadat geen van de mannen uit het dorp teruggekomen is uit de Grote Oorlog tegen de wolven, besluit de jonge Milo alleen het bos in te trekken om de laatste wolf te doden. Dat wil hij doen voor zijn moeder en voor de andere, bange mensen uit het dorp en de omgeving. Zijn confrontatie met de wolvin loopt echter anders uit dan verwacht, waardoor er hem op het einde het moeilijkste gevecht ooit wacht.
De tekst is beschrijvend, in een eenvoudige maar wel eerder gedragen taal met zinnen als ‘De rode waas voor zijn ogen was verdwenen en zijn sombere hart trilde plotseling van verdriet.’ Of ‘Ze spraken dezelfde taal, maar ze hadden geleerd elkaar te begrijpen en te aanvaarden.’ Dit maakt het boek minder geschikt om voor te lezen aan heel jonge kinderen, tenzij je het ‘hertaalt’ of vertellend voorleest. Op de kern van dit verhaal over groot worden, moed en mededogen staat in elk geval geen leeftijd.
Jan Van Coillie