De veertienjarige Adam, een eenzame jongen, wordt de speelbal tussen zijn kibbelende ouders. Hij bewondert zijn vader, een toegewijde huisarts; de relatie met zijn overbezorgde moeder ligt moeilijker. Alles verandert als Adam gaat puberen en verliefd wordt op het vroegrijpe meisje Eva, een patiënte van zijn vader. Maar wat is er tussen Eva en zijn vader?
Adams dromen vertellen het in een cryptische taal. Vader relativeert zijn dromen, moeder maakt zich zorgen. Adam noteert de vreemde dromen zorgvuldig in dagboekschriftjes. Hij dwaalt rond in de kelder van het gezondheidscentrum waar hij tussen de bonsaiboompjes van zijn vader ook bokalen met foetussen op sterk water ontdekt. Eentje is hem bijzonder dierbaar: ‘Abortus, zoon van Marija en Jožef’. Abortus beschouwt hij als zijn broertje en hij vertrouwt hem zijn geheimen toe.
Telkens als Adam zijn vader en Eva bespiedt van op de zolder boven de spreekkamer, geeft dat zijn dromen weer voedsel. Adam vervreemdt steeds meer van zijn omgeving. De experimenten van vader, de oplossingen van moeder en van Eva bieden geen enkel solaas. Hoe fout het verhaal van Adam en zijn ouders ook afloopt, toch wordt Adam gered en nog wel door Dominik, de grootvader van Eva die al eerder de situatie nuchter analyseerde. Zijn kleindochter kon hij niet helpen, maar voor Adam is hij een tweede vader.
In zijn voetspoor wordt Adam kapitein van een vrachtschip. Mijn vaders dromen is een vreemd fascinerend boek dat inzoomt op de schaduwzijden van het menselijk bestaan: eenzaamheid, verblinding, leugen, vervreemding.
Evald Flisar verkent het mysterie van de onbetrouwbare menselijke geest, waar werkelijkheid en verbeelding in elkaar overvloeien. De grens tussen goed en kwaad is dun en kinderen betalen een zware prijs voor de fouten van hun ouders. In het disfunctioneel gezin mist Adam steun en houvast. Het taboe rond seksualiteit, het dubbelleven van zijn vader en de invloed van de vroegrijpe Eva verstoren zijn groeiproces. Seksualiteit is erg aanwezig in het boek maar wordt vooral suggestief aangebracht. Dat heeft alles te maken met de focalisatie. De kinderblik speelt een belangrijke rol.
De volwassen Adam kijkt terug op zijn vroegste jeugd. Als kind kon hij de dingen vaak niet benoemen. Zo geeft hij de foetus die hij als zijn broertje beschouwt de naam ‘Abortus’ – alsof hij de waarheid achter zijn bestaan niet beseft. Adams dromen en zijn vaders dromen vloeien gaandeweg in elkaar, ook door het perverse spel dat de vader met zijn zoon opbouwt. De werkelijkheid is vaak zo schokkend dat ze alleen vervormd tot droombeelden een plaats kan krijgen. Het is aan de lezer om Adams naïeve kijk op de werkelijkheid te doorprikken, maar het is wachten tot de tragische feiten ook Adams vader dwingen om de waarheid en zijn verantwoordelijkheid onder ogen te zien.
De auteur deconstrueert op een subtiele manier het beeld van de zorgzame vader, terwijl hij toch ruimte laat voor barmhartigheid, in onze samenleving een zeldzame deugd. Dat de volwassen Adam met bewondering en liefde naar zijn vader terugkijkt, blijft ontroerend.
Rita Ghesquiere