Het is een hete zomerdag en Amira probeert haar broer ertoe over te halen om mee naar het zwembad te gaan. Als dat uiteindelijk lukt, lijkt Adam dat aanvankelijk leuk te vinden, maar dan begint hij zich plotseling vreemd te gedragen. Hij praat wartaal en begint over een systeem dat van slag is. Als hij ervandoor gaat, zet Amira de achtervolging in. Ze belandt in de geheimzinnige sciencewijk en weet door te dringen in een technologisch bedrijf waar geavanceerde menselijke robots worden gemaakt. Daar wordt ze geconfronteerd met een verwarrende waarheid.
Abdelkader Benali bouwt zijn verhaal aanvankelijk goed op. De relatie broer-zus bevat voldoende spanning om de lezer nieuwsgierig te maken. De jongerentaal, doorspekt met uitdrukkingen als ‘chillen’, ‘lekker ruw bezig’ of ‘een bommetje maken in het zwembad’ maakt hun gesprekken realistischer.
Wanneer Adam zich vreemd begint te gedragen en ook raar gaat praten, drijft de auteur het tempo op, waardoor hij goed de toenemende spanning bij Amira weergeeft. Maar dan begint het verhaal te ontsporen. Het is wel erg onwaarschijnlijk hoe gemakkelijk Amira in het gebouw binnen geraakt waar de robotten gemaakt worden. De vergadering met de bedrijfsleiding en het gesprek met haar ouders worden te snel afgehaspeld waardoor je onvoldoende de kans krijgt met haar mee te leven. Bovendien komen ze geforceerd over.
Door het gebrek aan diepgang en de te grote rol van het toeval wordt de lezer te weinig uitgedaagd door de vragen die het boek wil oproepen over de rol die robots in de toekomst zouden kunnen spelen. En dat is jammer, want de vragen op zichzelf zijn meer dan de moeite waard.
Jan Van Coillie