Na bijna twintig jaar publiceert Aby Hartog een derde bundel filosofische dierenverhalen, na zijn debuut PAS OP voor de ezel en de beer (Zirkoon 2003) en het vervolg Dansen met de ezel en de beer (Zirkoon 2005).
Het genre werd vooral populair in de kinderliteratuur door de verhalen over Eekhoorn, Mier en andere dieren van Toon Tellegen. Hartog lijkt geïnspireerd door de grootmeester. Ook bij hem zijn eten, drinken en feesten populair en wordt er in bomen geklommen. Dit laatste zorgt voor humor, die in veel verhalen aanwezig is. In ‘Zweten’ steekt de humor vooral in de overdrijvingen: ‘Ik zweet zó veel,’ zei de beer, ‘dat het onder mij regent van het zweet.’ Onder haar liepen allerlei dieren met parpaplu’s […] ‘Ik zweet zó veel,’ zei de ezel, ‘dat ik natte voeten krijg van mijn eigen zweet.’ Onder hem zwommen goudvissen in een plas.’ De humor wordt wel vaker absurd, zoals in ‘De pufbloem’, waarin een paardenbloem de ezel uitfoetert omdat die zijn pluisjes wegblaast.
Ook eigen aan het genre van het filosofische dierenverhaal zijn de levenslessen. De belangrijkste les hier is dat je mag zijn wie je bent en dus niet moet willen zijn als een ander. Zo ondervindt de ezel dat een winterslaap niets voor hem is. Het meest expliciet komt die les naar voren in ‘Vlinders’, waarin de beer en de ezel zichzelf inspinnen als cocons omdat ze vlinders willen worden, wat natuurlijk niet lukt: ‘Er was niets veranderd. / Maar ze hadden wel iets geleerd. / Ze hadden geleerd dat ze geen rups waren.’ De droogkomische toon in de slotregel typeert veel van de verhalen. Die toon maakt van ‘Bomen klimmen’ voor mij een van de sterkste verhalen. De ezel wil net als de beer in bomen kunnen klimmen. Zijn pogingen mislukken keer op keer, tot hij woedend de boom omver schopt, zodat hij erop kan paraderen, al loopt ook dat uit op een finale ‘Kedeng.’ ‘Au!’ En ‘Tsja’.
De verhalen bevatten nog andere levenswijsheden, onder meer over ruzie maken, boos zijn of vriendschap. Rond het motief van de vriendschap is me vooral het verhaal bijgebleven over de ezel die zich verkleedt als paradijsvogel. De reactie van de beer vertelt onnadrukkelijk iets belangrijks over echte vriendschap: ‘Eerst wilde ze hard lachen. Maar ze bedacht zich. De ezel was haar beste vriend, ook als hij er een beetje raar uit zag’. In dit verhaal maakt de auteur –net als in ‘Bomen klimmen’ gebruik van weinig woorden, maar die wel veel zeggen. Net die compacte stijl maakt dat deze verhalen bijblijven.
Jan Van Coillie