Een boek van Thé Tjong-Khing is altijd een feest, maar als het onderwerp zijn grote passie is, is het driewerf hoera. Kunst met taart is tegelijk een wondermooi prentenboek, een spannend zoekboek en een beknopt overzicht van de grote werken uit de kunstgeschiedenis. Bovenal is het een boek waar kinderen en volwassenen samen van kunnen genieten en blijven genieten.
Net als de vorige taartboeken is Kunst met taart een woordenloos prentenboek dat eindeloos veel mogelijkheden biedt om zelf verhalen te verzinnen bij wat er op de prenten te zien is. Op een ingenieuze manier nodigt de kunstenaar de kijkers daartoe uit. Op elke prent zie je dezelfde personages terug, maar in andere constellaties en het zijn net de veranderingen in houdingen en interacties die de verbeelding prikkelen: waarom is mevrouw Konijn woedend op meneer Varken? Welke rol spelen de twee kraaien (die uit een schilderij van Van Gogh ontsnapt lijken)? Is de dief zijn achtervolgers te slim af? Hoe zal het aflopen met de achtervolging als het hele gezelschap op een reusachtige golf belandt? En hoe komt het kleine konijntje aan een bloedende vinger?
Soms vind je het antwoord op de prent die de vraag oproept en soms moet je voor- of achteruit bladeren. Intussen beland je in de wonderlijkste en meest kunstzinnige landschappen. Wie vertrouwd is met de andere taartboeken, zal de basisplot herkennen: alles begint met een diefstal, waarna een heel gezelschap de dief achtervolgt. Alles loopt natuurlijk goed af, met taart zoals dat hoort. In dit geval heeft het begin iets extra’s wat jonge kijkers vertrouwd kan maken met een literaire conventie. Mevrouw Hond is in slaap gevallen in haar fauteuil, tussen de kunstboeken en een taart. Haar droom is te zien in een gedachteballon.
Daarop gebeurt van alles wat het binnenverhaal in gang zet. Enkele dieren zijn beroemde schilderijen aan het ophangen, door een deur drijft een wolk naar binnen (een verwijzing naar René Magritte) en grijpt een zwart-wit gestreepte arm naar een schilderij van meneer Hond met taart. Verschillende dieren zien het gebeuren en er breekt paniek uit, die vooral gevolgen heeft voor meneer hond, die net op dat ogenblik ‘De schreeuw’ van Edvard Munch vasthoudt. De achtervolging wordt ingezet in een indrukwekkend korenveld van Vincent Van Gogh, vanuit een constructivistisch gebouw dat het Walt Disney Concert gebouw in Los Angeles blijkt van Frank Gehry. Vandaar gaat de tocht door landschappen van Georges Braque, Wassily Kandinsky, Salvador Dali (een woestenij met slap horloge) en David Hockney (met mysterieuze struiken en schaduwen).
Het schijnbare gemak waarmee Thé Tjong-Khing zich telkens weer inleeft in de stijl van de verschillende kunstenaars is verbluffend. De kunstwerken waar Thé aan refereert zijn herkenbaar, maar hij geeft ze toch steeds zijn eigen stempel mee. Het gezelschap holt door een kunstgalerij heen, waar allerlei kunstwerken samen komen in beelden, tapijten, gordijnen, een bank, behangselpapier en verschillende personages. Voor volwassenen zal het een plezier zijn de referenties te herkennen, kinderen kunnen ze terugzoeken op de overzichten voor- en achterin het boek. Op de schutbladen staan immers alle verwerkte kunstwerken (of details ervan) afgebeeld, met de namen van de kunstenaars.
En verder gaat de tocht, terwijl de landschappen steeds exotischer worden en Thé Tjong-Khing zich zichtbaar amuseert door kunst te mixen: de denker van August Rodin en een wild dier van Henri Rousseau in een tuin van Max Beckmann, hetzelfde wilde dier en een golf van Hokusai bij een eiland van Paul Gaugain. Die golf blijkt uiteindelijk een cruciale rol te spelen in de afloop. Als mevrouw Hond weer wakker wordt, is het schilderij terecht, iedereen nat en de boef gevangen. Maar net als de eerste prent heeft ook de laatste nog een verrassing in petto en wat voor een: kunst in de kunst.
Met Kunst met taart laat Thé Tjong-Khing nog maar eens zien dat hij een grootmeester is in de prentenboekenkunst. Wie doet het hem na om kunst op zo’n unieke manier toegankelijk en aantrekkelijk te maken in een onuitputtelijk prentenboek.
Jan Van Coillie