Kunst. Een geïllustreerde tijdlijn van grotschildering tot graffiti is zo’n boek dat meteen een WAW! uitlokt. Een boek dat je blijft verrassen, een schatkaart voor een reis vol ontdekkingen. Een ontdekkingsreis door de kunst van alle tijden en continenten in al haar diversiteit.
Rode draad is de tijdlijn van ca. 70.000 v.C. tot heden, al gaat het eerder om een bont gekleurde draad in zes kleuren voor evenveel periodes: van ca. 70.000 v.C. – 500 n.C., 500 – 1400, 1400 – 1600, 1600 – 1800, 1800 – 1900 en 1900 – heden. Die indeling is klassiek, maar de invulling daarvan is dat allerminst. Volgens de beproefde aanpak van Britse uitgever van non-fictie Dorling Kindersley wordt de tijdslijn voorzien van schitterende illustraties met korte, verhelderende tekstblokjes en extra kadertjes. Die vragen oog voor details, geven informatie over kunstenaars, kunststromingen en technieken, reiken verrassende interpretaties aan of bevatten boeiende citaten als het volgende van Michelangelo: ‘In elk blok marmer zit een beeld. Het is de taak van de beeldhouwer op het te ontdekken.’
De van kunstwerken voorziene tijdslijn wordt afgewisseld met dubbele pagina’s die focussen op een bijzonder kunstwerk of thema. Dat focussen mag je bij de kunstwerken letterlijk opvatten. Naast een foto van het volledige kunstwerk worden details afgebeeld met uitleg die je als kijker leert oog te hebben voor die details en het bijzondere van het kunstwerk ook beter leert te begrijpen. In de Xaxchilán-latei (ca. 723-726) leer je Maya-rituelen kennen. Op het schilderij ‘Krishna tilt de berg Govardhan op’ van de Indiase kunstenaar Sahibdin (ca. 1690) maak je kennis met belangrijke figuren uit de Hindoestaanse mythologie, maar leer je ook oog te hebben voor het bijzondere spel van licht en schaduw. De uitleg bij ‘Ik en het dorp’ van Marc Chagall (1911) verduidelijkt hoe de kunstenaar realiteit en fantasie mengt, welke symbolen hij daarvoor gebruikt, waar hij zijn inspiratie haalt en wat de band is tussen zijn zelfportret en de geit op het schilderij. Bij ‘Plunge’ van de zwarte Amerikaanse kunstenaar Kerry James (1992) maken de toelichtingen bij de uitsneden duidelijk hoe de kunstenaar met allerlei symbolen een stuk geschiedenis van de zwarte bevolking in Amerika verbeeldt. Deze voorbeelden laten zien hoe divers de kunstwerken zijn die aan bod komen. Die diversiteit blijkt ook uit de pagina’s die inzoomen op kunstwerken rond bepaalde thema’s als mythen en heilige verhalen, dieren, kinderen en dans in de kunst. Ook daar ontmoeten verschillende kunstvormen uit diverse periodes en culturen mekaar. Bij ‘Kinderen in de kunst’ bijvoorbeeld zie je onder meer een grafsteen uit de Griekse oudheid, een familieportret uit de Italiaanse renaissance, een afbeelding uit een Perzisch manuscript, een Japans schilderij uit de zestiende eeuw en een bronzen sculptuur van de Amerikaanse kunstenaar Chaim Gross. Bijzonder uitnodigend vond ik de pagina’s ‘Zoek de kunstenaar!’ waarop de kijker wordt gevraagd te zoeken waar de kunstenaar zichzelf afbeeldt op een schilderij.
Ook bij de kunstwerken bij de tijdslijn heeft de keuze van de samenstellers oog voor diversiteit. Vooral het samenbrengen van kunstwerken uit verschillende culturen binnen eenzelfde periode werkt verhelderend doordat het de westerse kunst die we kennen in een breder perspectief en een ander daglicht plaatst. Het werkt verfrissend om een gebrandschilderd raam uit een gotische kerk te zien naast een geborduurde leeuw uit de Chinese Ming-dynastie, een hoofdtooi van de Azteken, een beeldhouwwerk van Donatello en de kolossale beelden op Paaseiland, stuk voor stuk kunstwerken uit de vijftiende eeuw. Het boek heeft niet alleen oog voor diversiteit uit verschillende culturen, maar ook expliciet voor gender. Vrouwelijke kunstenaars die vaak ‘vergeten’ werden in overzichten, krijgen hier extra aandacht, van Sofonisba Anguissola, vermoedelijk de eerste professionele vrouwelijke schilder van de Italiaanse renaissance over de Engelse portretschilderes Mary Beale tot de Frans-Amerikaanse Louise Bourgeois. Het boek besteedt ook aandacht aan de veranderende kijk op de vrouw in de kunst in het kadertje ‘krachtige vrouwen’ en durft ook kritisch te zijn, bijvoorbeeld in een commentaar bij een schilderij van de Engelse Royal Academy uit de achttiende eeuw, waarin enkel mannen in levende lijve te zien zijn, de twee vrouwelijke leden als portretten aan de muur. De bijzonder diverse selectie is zonder meer een verrijking, maar tegelijk een beperking: er diende gekozen te worden uit een schier eindeloos aanbod, waardoor elke kunstkenner ook wel grote namen zal missen, voor België bijvoorbeeld René Magritte.
Die kanttekening vergeet je snel als je door dit schitterend boek bladert en telkens weer kunt ontdekken hoe kunst door de eeuwen heen een bijzonder licht werpt op de wereld om ons heen, in al zijn diversiteit. Het boek sluit af met een begrippenlijst en een handig register. Maar daarvóór staat nog het laatste hoofdstuk onder de titel ‘Wat komt er nu?’ Dat zet nog eens extra diversiteit in het licht. Het verduidelijkt hoe het schilderij ‘Drie architecten’ van de in Zanzibar geboren Britse kunstenares Lubaina Himid de kijker uitnodigt om in het schilderij te komen, als op een podium in een toneelstuk en te onderzoeken wat er aan de hand is met de drie zwarte vrouwen die worden afgebeeld, ‘met onvermijdelijk de vraag, hoe zou het verder gaan?’ Het is een mooi slotakkoord voor een boek dat uitnodigt om ook het boek zelf als een podium te zien waarop je tussen de kunstwerken kunt gaan staan, om goed te kijken, te bewonderen, je te verwonderen en te genieten van schoonheid in al zijn diversiteit.
Jan Van Coillie