Wie kent het niet, het Bijbelse verhaal over het salomonsoordeel, waarbij de wijze koning Salomon moest uitmaken wie de echte moeder was van de baby die twee vrouwen kwamen opeisen. Dat verhaal maakte ook een diepe indruk op de Nederlandse Selma Noort toen ze kind was. Als volwassen schrijfster probeerde ze zich te verbeelden welk verhaal er achter dat oordeel schuil kon gaan, wie die vrouwen waren die beweerden de moeder van het kind te zijn en welke gevoelens hen bewogen.
In het verhaal van Selma Noort is het niet koning Salomon die de hoofdrol krijgt, maar wel de zus van de baby, die buiten haar wil om verwikkeld raakt in complot waarvan de tentakels reiken tot in het hof van de koning. Zissel – zo heet het hoofdpersonage – is bijzonder: niet alleen is ze stom en heeft ze een reigerpootje, maar ook is ze een bastaardkind van de koning. Om de schande te ontvluchten heeft haar moeder ooit haar familie en dorp verlaten en is ze getrouwd met Steenhouwer. Door toedoen van Zissel adopteren ze ook een jonge, weggelopen slaaf die later in het verhaal en cruciale rol speelt. Tegen alle verwachtingen in schenkt de oude Steenhouwer zijn nieuwe vrouw nog een kind, al maakt hij zelf de geboorte niet meer mee. Dat kind is de baby van het salomonsoordeel. Hoe het de inzet wordt van een duivels complot, bedacht door edelen aan het hof en hoe Zissel en haar moeder het noodlot uiteindelijk kunnen afwenden, maakt de kern uit van het verhaal.
Selma Noort slaagt erin de spanning hoog te houden en je sterk te laten meeleven met Zissel en haar moeder, al moet ze op het einde wel een beroep doen op enkele kunstgrepen om alle eindjes aan mekaar geknoopt te krijgen. Zissels moeder speelt wel erg snel ‘het spel’ mee, de zwakzinnige Berel is plots heel communicatief en initiatiefrijk, waardoor de helden op het eind al te gemakkelijk uit de stad kunnen ontkomen en eerder raakten die helden ook wel heel vlotjes in het paleis van Salomon binnen.
De kracht van dit verhaal steekt niet zozeer in de ‘avonturen’ die Zissel beleeft, maar wel in de manier waarop Noort de historische setting weergeeft, in haar meeslepende stijl en in de typering van koning Salomon. Het is een kunst om een ver verleden en vreemde plaats zo te beschrijven dat de lezer die zo voor zich ziet en die kunst beheerst Selma Noort. Ze typeert niet alleen de ruimte met visueel sterke details maar typeert ook de mensen met hun (bij)geloof in goden, geesten en voortekenen, met hun werk en dagelijkse beslommeringen. Lees maar hoe zintuiglijk ze in één zin een setting oproept: ‘Op een dag, toen de namiddaghemel rood kleurde, alles naar dille en venkel geurde en de gebarsten aarde nog heet was onder hun voeten, liep een groep jongens de heuvel op.’ Dat kan ze ook met klanken: ‘De aarde gorgelde, pruttelde en slurpte het hemelwater wervelend in de diepe barsten en groeven die door de droogte waren ontstaan…’ Gevoelens maakt ze tastbaar met beelden die bij het tijdskader passen: ‘Zissel keek toe en ongerustheid knaagde in haar buik als een rat in het riet aan een eendenkuiken, zodat ze zich voortdurend akelig voelde’.
Voor veel lezers zal het beeld dat de auteur schetst van koning Salomon verrassen. In de Bijbel worden vooral zijn wijsheid en rijkdom beklemtoond. Die krijgen ook hier veel aandacht, maar worden aangevuld met de donkere kant van een meedogenloze heerser die zijn volk uitbuitte en verknechtte. Noort typeert die kant in een paar woorden als ‘onverschillige wreedheid’. Wat verder somt ze zijn contradictorische eigenschappen op in de vorm van een korte litanie. Wat de typering nog sterker maakt is dat Noort de koning ook af en toe laat twijfelen of toch nadenken over zijn macht en de duistere kanten van zijn persoonlijkheid en koningschap. Dat maakt hem menselijker en geeft meteen een nieuwe dimensie aan een van de bekendste Bijbelse verhalen.
Jan Van Coillie