De ene olifant is de andere niet. Vergelijk de exemplaren van Steve Small maar met die van Annemarie van Haeringen. Deze hier zijn witgrijs in plaats van zwart, dragen een muts, sjaal en jas en zien er vooral nóg grappiger uit.
Ook bij Small speelt de vader een centrale rol. Die neemt Jonathan op zijn verjaardag mee naar de kleermaker in de stad. De nieuwe jas die hij kreeg (‘nét zo een als papa had’) is te groot. Groot worden en tegelijk nog klein zijn is meteen het centrale thema in het boek. Het plan om naar de kleermaker en meteen bij opa langs te gaan vindt Jonathan ‘een heel volwassen plan’. Hij is wát trots als hij op de bus voor het eerst een kaartje moet betalen. Hij blijkt echter wel te klein om een geluid uit de grote tuba te krijgen en krijgt ook zijn supergrote aardbeiensorbet niet op. Omdat de kleermaker even weg is, gaan ze eerst bij opa langs, die hem begroet met ‘Jee, wat ben jij gegroeid.’ Bij zijn opa beseft Jonathan dat zijn nieuwe jas niet te groot is, maar hij te klein. Zijn opa vertelt hem daarop dat ook hij toen hij jong was wenste zo gauw mogelijk groot te zijn én dat zijn vader precies even groot of klein was toen hij zo oud was als Jonathan. Dat tovert een hele grote glimlach op Jonathans gezicht en er volgt een mooi moment met opa, papa en Jonathan en iets dat precies past.
Het verhaal is heel herkenbaar, maar wordt vooral leuk door de illustraties, met de veelzeggende blikken van de olifanten en de kledij en mimiek van de dieren in het boek. Op straat bijvoorbeeld zie je allerlei dieren wandelen, maar de kleinste, zoals de kikker, de sprinkhaan en het konijn, springen over iedereen heen. Komisch is ook de scène met het everzwijn dat woest trappend Jonathan en zijn papa in zijn fietstaxi vervoert. Wie er niet genoeg van krijgt, kan ook de vele muisjes op de prenten zoeken.
Een gezellig prentenboek om met je (klein)kind heerlijk samen te filosoferen over groot worden.
Jan Van Coillie