Julia en mijn broer en ik

Onze recensie

Herman van de Wijdeven is zo’n auteur voor wie elk woord telt. Dat merk je al meteen in de titel. De herhaling van ‘en’ is geen toeval: de ‘ik’ is geen aanhangsel in de driehoeksverhouding. Dat wordt nog versterkt door de vormgeving: de ‘IK’ wordt in hetzelfde geel gedrukt als Julia, waardoor ‘mijn broer’ naar de achtergrond verschuift.

Grote broer Esse wordt al in de eerste regels door Jakob raak getypeerd: ‘”Juul!” Aan zijn stem kan ik horen dat mijn broer zich al een tijdje loopt op te vreten. Hij kan niet geloven dat hij ons moet zoeken. Wij zouden op zoek moeten zijn naar hém, vindt hij.’ Esse voelt zichzelf het centrum van de wereld. Juul/Julia is zijn liefje, maar ook daarover heeft Jakob  een uitgesproken mening: ‘Mijn broer gebruikt altijd maar de helft van haar naam. Omdat hij haar maar half kent. Julia is dan wel zijn liefje, zoals hij dat zelf zegt, maar bij haar andere helft kan hij zich niets voorstellen.’ Al snel voel je dat Jakob smoorverliefd is op Julia. Van de Wijdeven laat het zinderende verlangen ‘spreken’ uit hun lichaamstaal, versterkt door de broeierige warmte van de bloedhete zomer waarin het verhaal speelt. Aanvankelijk lijkt Julia Jakobs gevoelens niet te beantwoorden. Wel zet ze de relatie tussen hen drie onder hoogspanning door Esses geheim te verklappen. Door zijn obsessie om topvoetballer te worden, is hij betrokken geraakt bij de smokkel van verboden, spierversterkende middelen. Julia is doodsbang dat dit fataal zal aflopen. In een opwelling beslist Jakob de confrontatie aan te gaan met ‘Rocky’, het brein achter de smokkel. Zijn beslissing zet een heel raderwerk in beweging, waarbij ook zijn vrienden en zijn ouders betrokken raken.

Van de Wijdevens verhaal blijft nazinderen. Dat komt op de eerste plaats door de ingenieus gecomponeerde plot. De auteur brengt de emotionele spanningen tussen Jakob, Julia en Esse goed in balans met de spanningsboog rond de smokkel en de gevaarlijke figuur van Rocky. Deze centrale verhaallijnen worden dan nog eens verweven met andere draden die voor extra spanning zorgen of gedrag verklaren. Zo had Jakobs moeder ooit een verhouding met Rocky en was het zijn vader die haar uit zijn klauwen redde. In de verwikkelingen rond Esse houdt zijn vader zich afwezig. ‘Ik ben maar een toevallige held’, stelt hij, een uitspraak waarin Jakob zich kan herkennen. Jakob krijgt wel steun van zijn drie vrienden Kilo, Soof en Eenoog, die soms voor een luchtige noot zorgen, maar -zeker in het geval van de roekeloze Kilo- geregeld de spanning opvoeren. Ook al houdt het ingenieuze web van verhaaldraden de aandacht vast, toch verloor ik bij enkele knopen of wendingen voor even mijn ‘geloof’ in het verhaal.  Het gesprek waarin Julia Esses geheim verklapt, klinkt bij momenten onnatuurlijk. Jakobs besluit om Rocky op te zoeken verklaart hij weliswaar zelf als een impulsieve daad, iets wat je overvalt zonder dat je de held wil spelen, maar toch had dit sterker onderbouwd mogen worden, zeker wanneer hij beslist Esses plaats in te nemen als koerier. Dat de wervelende climax van het verhaal letterlijk gepaard gaat met een wervelstorm, vond ik ook weinig overtuigend. En ook het verhaalelement van het verschil in sociale milieus hangt er wat losjes bij.

Al had de plot bij momenten meer diepgang of geloofwaardigheid mogen krijgen, toch bleef ik van begin tot einde in de ban van Van de Wijdevens personages en van zijn rijke, trefzekere taal. Jakob, de ik-verteller, leer je van binnenuit kennen als een complex en daardoor geloofwaardig karakter met ook duistere kantjes in de verhouding tot zijn broer. Door zijn ogen komen ook Julia en zijn broer Esse echt tot leven, en natuurlijk door de pen van de auteur die zijn kijk onder woorden brengt. Opmerkelijk is de rake, beeldrijke manier waarop relaties en lichaamstaal verwoord worden. In enkele woorden vat Jakob hoe de mensen de relatie tussen Julia en zijn broer zien, ze ‘zijn al zo lang samen dat hun namen aan elkaar zijn gegroeid in de monden van de mensen.’ Hoe hij zich buitengesloten voelt, verwoordt hij als volgt: ‘Ze maken van hun achterkant een muurtje. Dat doen ze vaker, om de rest van de wereld buiten te sluiten.’ De spanning tussen zichzelf en zijn broer ligt vervat in één blik: ‘Mijn blik en die van Esse knallen boven de tafel zo hard op elkaar, dat het vreemd is dat het geen lawaai maakt.’ Ook om Julia’s overrompelende aanwezigheid te verwoorden, heeft de auteur maar enkele woorden nodig: ‘Ik val een beetje voorover in het gat dat ze achterlaat in de dikke avondlucht.’ Al even trefzeker brengt Van de Wijdeven conflictsituaties onder woorden, zoals de ruzie tussen Jakob en Esse, waarin alle onderhuidse spanningen naar boven komen en culmineren in lichamelijke agressie. Niet alleen de hoofd- maar ook de nevenpersonages typeert Van de Wijdeven treffend, zoals de wijsneus Soof, die elke tussenkomst begint met ‘Wist je dat …’ of Millie, die niet alleen een oogje op Jakob heeft, maar je meteen doorziet.

Zinnen die zoveel meer suggereren dan er staat, die beelden en emoties oproepen die blijven nazinderen, daarin steekt Van de Wijdevens sterkte. Dat blijkt overtuigend uit Julia en mijn broer en ik.

Jan Van Coillie

 

Nieuw

Thema's

Leeftijd

Auteur