Is dàt kunst?

Onze recensie

Een urinoir, een tapijt van pindakaas, een banaan aan de muur van een museum, een kring ratten in zwart plastiek, een gordijn van prikkeldraad … Is dat kunst? Thijs Demeulemeester legt haarfijn uit waarom wel. En hij doet meer. Hij licht ook helder toe wat de kunstwerken bijzonder maakt en wat de kunstenaar ermee bedoelde, wou bereiken of aantonen. En dat werkt verhelderend: door zijn uitleg ga je de vaak gewaagde, gekke of bizarre kunstwerken anders bekijken, beter begrijpen en appreciëren. En vooral, je gaat er vaak ook de wereld anders door zien, wat net de bedoeling van de kunstenaars is.

120 moderne kunstwerken uit de voorbije eeuw passeren de revue in 11 afdelingen. De indeling werkt, niet alleen door de aantrekkelijke titels, maar ook doordat kunstwerken met eenzelfde insteek samenkomen. En telkens weer kom je in kort bestek iets boeiends te weten over het besproken kunstwerk.  In de afdeling ‘Dieren en planten’ lees je bijvoorbeeld hoe Koen Vanmechelens droom van een superkip doet nadenken over hoe de wereld eruit zou zien als er een mensensoort zou ontstaan met trekjes van alle mensenrassen op aarde. Je leert waarom Louise Bourgeois haar reuzenspin ‘Maman’ noemde en wat Belinde de Bruyckeres verminkte paardenlichamen onvergetelijk maakt. In ‘Dat is vies!’ kom je niet alleen iets te weten over het baanbrekende van Marcel Duchamps ‘urinoir’ maar krijg je ook een sappige anekdote over Le Corbusier voorgeschoteld. ‘Smakelijk’ verzamelt kunstwerken rond voedsel. In ‘Kunst vliegt buiten’ krijgt onder meer street art een plek, van Invader tot Keith Haring, maar ook grootse projecten in de natuur komen aan bod, zoals de vulkaan vol tunnels en kamers, het levenswerk van James Turrell of de Groene Rivier van Olafur Eliasson, die op een kunstzinnige manier de natuur dichter bij de mens brengt.

Uit de afdeling ‘Onzichtbare kunst’ is me onder meer ‘Ping’ van Alberto Garutti bijgebleven, een lichtinstallatie in Gent en andere steden, die oplicht telkens als er een kind in de stad geboren wordt. De afdeling ‘Afval wordt kunst’ is zeker in onze tijd erg relevant. Neem het verhaal van de bootvluchteling Danh Vo, die kartonnen dozen uit containerschepen versiert met letters in bladgoud. Confronterend is het verhaal over Banksy, wiens versnipperde kunstwerk geschiedenis schreef. Een van de grootste afdelingen is ‘Kunst is kinderspel’, die kunstenaars samenbrengt die met een kinderlijk frisse blik de werkelijkheid benaderen, van Salvador Dali over Panamarenko en Jackson Polock tot David Hockney. Maar ook minder bekende namen als Jake en Dinos Chapman met hun dinokunst of Jean Tinguely, met zijn ‘nutteloze’ bewegende machines. De volgende zinnen zijn typisch voor Demeulemeesters aanpak: “Maar dat is nu juist typisch aan een kunstwerk: het heeft geen echt nut. En toch laat het ons nadenken. Over hoe machines in onze wereld overheersen. Over hoe alles niet altijd ‘nuttig’ hoeft te zijn. Over hoe belangrijk het is om je te amuseren in je leven. Lang leve de nutteloze speelvogels!”

‘Feest’ is een originele afdeling, van de inpakkunst van Christo en Jeanne-Claude tot de ‘troostende’ snoepjes van Félix González-Torres, die getypeerd wordt als ‘de Sinterklaas van de kunst’. De titel ‘Gigantisch groot’ spreekt voor zichzelf. Ook hier slaagt Demeulemeester erin om met enkele rake woorden de essentie van een kunstenaar weer te geven, zoals bij de stenen mensen van Ugo Rondinone die doen denken aan de primitieve beelden uit de prehistorie: “Met zijn stenen reuzen wil de kunstenaar ons verbinden met onze verste voorouders. We zijn hier op aarde dankzij hen.” In de afdeling ‘Kunst in huis’ werd ik onder meer verrast door de boekenkunst van Jorge Méndez Blake en Kris Martin. De slotafdeling ‘Kunst is griezelig (en gevaarlijk!) kan veel jonge lezers/kijkers nog eens extra over de streep trekken. Als je dacht dat je de meest bizarre kunstwerken al wel gezien had, dan val je hier nog eens van de ene verrassing in de andere, van het ‘Bliksemveld’ van Walter De Maria tot het afgehakte been van Robert Gober.

Elke uitleg wordt begeleid door een kleurenillustratie van Aart-Jan Venema. Die beelden de kunstwerken niet zomaar af, maar verwijzen er op een speelse en vaak grappige manier naar. Bij ‘Harige grot’ van Shoplifter zie je twee kleumende holbewoners in een beschilderde grot, met in een tekstballon: ‘Het is prachtig, maar beter hadden we eerst het vuur uitgevonden.’ Soms leggen de illustraties ook een link naar jongeren van vandaag. Op het stratenplan in cement van Alberto Burri zijn jongeren aan het skaten. In nog andere tekeningen probeert Venema het effect van een kunstwerk op te roepen, bijvoorbeeld door het kikvorsperspectief op de reusachtige spin van Louise Bourgeois. Ben je nieuwsgierig naar de echte kunstwerken, dan kun je de QR-code scannen bij elke uitleg. Dan kom je bij een foto of video terecht. Achteraan vind je een originele test in 10 vragen om te ontdekken welk kunstwerk het meeste bij je hoort. Jammer is wel dat een inhoudstafel én registers van kunstenaars en kunstwerken ontbreken. Dat maakt het moeilijk om een kunstwerk snel terug te vinden.

Het mag duidelijk zijn: Is dàt kunst? is een indrukwekkende kennismaking met de moderne kunst in haar vele facetten. Op bijna elke pagina werd ik verrast, verbaasd of verwonderd, zoals moderne kunstwerken kunnen verrassen, verbazen en verwonderen. Niet alleen laat het boek je nadenken over kunst en waarom iets kunst is, maar ook doet het je anders kijken naar de werkelijkheid door de ogen van originele kunstenaars. Hoe mooi is dat?

Jan Van Coillie

Nieuw

Thema's

Leeftijd

Auteur