Huub kromp in elkaar. Wat voelde hij zich klein. Wat voelde hij zich ellendig. Het liefst wou hij in een holletje kruipen. En Koos? Koos was al weg. Op zoek naar iemand anders. Wie zou hij nu eens pesten? Wie zou hij nu eens… uittesten? Koos is een echte pestkop. Hij pest iedereen die anders is. Hij noemt hen ‘raar’.
Aagje, Huub en Tijs moeten er elke schooldag weer aan geloven. Maar zij ontdekken al snel dat ‘raar’ eigenlijk betekent dat je speciaal, uniek en wonderlijk bent. Ze richten dan ook een eigen clubje op, met een spandoek, lidkaarten én een geheim wachtwoord. Op school beseft iedereen dat ze wel een rare of speciale eigenschap hebben. Ze worden allemaal toegelaten tot de club van rare kinderen. Alleen pestkop Koos blijft koppig over. Toch besluit Aagje om ook hem een kans te geven…
Ann Lootens schrijft een erg herkenbaar verhaal over pesten. Toch is het opmerkelijk hoe ze haar jonge personages zélf een oplossing laat bedenken. In dit verhaal is er geen tussenkomst van volwassenen. De gepeste kinderen pakken dapper zelf hun probleem aan. En ze doen dat op een verrassende en creatieve manier die iedereen ten goede komt. Door die leuke invalshoek leert de jonge lezer dat iedereen eigenlijk een beetje ‘raar’ is, want ieder mens is uniek en speciaal. Het zou dus stom zijn om iedereen uit te lachen en te pesten! Via het personage van Aagje leert de lezer bovendien dat gepest worden geen reden is om anderen uit te sluiten of terug te pesten. De groei en de verandering van de personages wordt ook in de tekeningen erg duidelijk. Aanvankelijk voelen ze zich erg klein, maar naar het einde van het verhaal toe groeien ze letterlijk en figuurlijk. Want pesten krijgt hen niet klein! Een leuke meerwaarde aan dit boekje is het visuele spel met de tekst en bladspiegel.
Hoewel de illustraties vrij sober en stereotiep zijn, dansen de zinnen op het blad en blazen ze gebeurtenissen en emoties van personages extra leven in. De tekst is eenvoudig, dus het boekje kan zelf gelezen worden, maar blijft ook geschikt als voorleesboek. Zeker als daarna een gesprekje over pesten kan volgen.
– Annelies Marin –