Toon Tellegen is een gelouterd schrijver. Ettelijke dichtbundels en andere schrijfsels van hem gaan nog steeds vlot over de toonbank. Maar daar doet hij het niet voor. Enerzijds is hij één van die mensen die zoveel creativiteit in zich hebben dat ze hun pen wel moéten gebruiken om hun uit- en bevindingen met de wereld te delen. En anderzijds is die ‘wereld’, wij lezende mensen, maar al te blij zijn werk te mogen lezen.
In dit boek, Ik Wou getiteld, richt hij zich vooral op de iets jongere medemens. Een dertigtal eenvoudige maar diepgaande tekstjes bespreekt wat kleine (en grote) mensen willen. Dat ze vaker ‘ja’ zouden zeggen tegen de dingen en het leven. Dat ze de haat zouden kunnen wegtoveren en een muur zouden vinden waarop staat dat iemand onvoorwaardelijk van ze houdt. Dat ze niet hoefden dood te gaan, of tenminste niet zouden weten dat de dood bestond.
Op die manier krijgt dit boek een bijna wanhopige toon, aangezien al deze dingen vaak onrealistisch dan wel onvermijdelijk zijn. Maar tegelijkertijd biedt het boek troost. Willen we niet allemaal soms dingen waarvan je weet dat het niet gaat, zoals de klok terugdraaien? Immers, door je kwetsbaarheid te delen met andere mensen wordt de last verlicht en word je sterker.
En dat is net wat Toon Tellegen met dit boek bewerkstelligt. Aantonen dat iedereen zulke onbereikbare dromen koestert en je daarom niet zwak bent, integendeel, het geeft kracht. Aantonen dat je mag denken in de irrealis, want wie weet, wordt het toch ooit reëel, zoals in één van de laatste tekstjes bewezen wordt: IK WIL de wereld wel redden als het moet. Als iemand mij zou vragen: ‘Kun je de wereld redden?’ ‘Wanneer?’ ‘Nu.’
Bovendien is het boek gevuld met getekende portretten van de hand van Ingrid Godon, die heel mooi de sfeer van de teksten uitbeelden. Ze komen precies uit oude fotoboeken: keurige pose, maar wel gereserveerd, waardoor de gezichten een soort ondoorgrondelijkheid uitstralen, maar eveneens uitnodigen om verhalen achter het gezicht te zoeken. Uitermate suggestief is bijvoorbeeld de foto van Remi, een ros jongetje in rood matrozenpak. Zijn ogen zijn welhaast die van een bange puppy, maar zijn dichtgeknepen lippen lijken de angst weg te willen glimlachen, hopend op leukere dagen en gedachten.
Dit boek is dus een zeer geslaagde match tussen een tekenares die in haar al bekende stijl heel suggestieve, bijna fragiele, portretten op papier zette en een schrijver die met zijn woorden eveneens heel makkelijk heel diep gaat. Een duet dat gevoelige snaren raakt. Een boek dus dat, net zoals de portretten erin beschreven, zijn pijlen richt op duurzaamheid en kracht te midden van deze vluchtige gecommercialiseerde wereld.
Een boek met veel vragen en weinig antwoorden. Maar wel een boek dat ‘wan’ uit het woordje ‘wanhoop’ wegschrijft en zo een hoop ‘hoop’ geeft: IK WOU dat er overal borden stonden met twee armen in de lucht, Een schuine, rode streep dwars door ze heen en daaronder: VERBODEN TE WANHOPEN
– Door Sebastian De Witte –