Shakespeares meest dramatische, meest tragische theatertekst bewerken voor kinderen, het is een uitdaging en een waagstuk. Judith Vanistendael en Siska Goeminne stortten zich erop en het resultaat is bloedstollend. Het zal wel geen toeval zijn dat Vanistendaels naam eerst staat op de kaft. Haar illustraties trekken meteen de aandacht. De omslagillustratie zuigt je het boek in, als door een grot waarvan de wanden een synthese van het verhaal brengen.
Je ziet Macbeth en zijn vrouw met zwaard en dolk waar het bloed vanaf stroomt. Boven hen de drie heksen, demonen en twee armen die een gekroonde doodskop vasthouden. De titel staat gedrukt in goud tegen een witte achtergrond. Binnenin oogt de eerste prent nog vrolijk, met een kijk op de binnenplaats van Macbeths kasteel, waar geschranst en geflirt wordt. Maar vanaf de volgende prent slaat het duister toe en gaan zwart en grijs domineren.
Vanistendael werkt met grove borstelstreken die de donkere, beklemmende emoties krachtig neerzetten. Ook als het wit domineert, zoals op de prent met Macbeth en zijn vrouw in bed, ligt onrust op de loer: Macbeth ligt rusteloos met open ogen, het trapje naar het bed heeft klauwen en het rood van de gordijnen roept het bloed op dat verder rijkelijk vloeit.
Vanistendael schuwt de gruwel niet. Wanneer Macbeth zijn vijand in tweeën splijt, brengt ze dat plastisch in beeld. Indrukwekkend is de illustratie net na de moord op koning Duncan. MacBeth en zijn vrouw staren je aan, badend in het bloed tegen een inktzwarte achtergrond. Wanneer Macbeth verteerd wordt door zijn demonen, houden ze een reusachtige, bebloede hand boven hem, terwijl hij ineengedoken knielt.
Het volgende schilderij is nog akeliger, met een grijnzende doodskop onder een gifgroene geest. Pas na de eindafrekening komen de vrolijkheid en het wit terug, al heeft dat een lugubere kant: op de feesttafel prijkt Macbeths afgehakte hoofd op een bedje wortels. Op de slotprent komen ook de kleuren in het landschap terug.
Ook Siska Goeminne levert een huzarenstuk. Ze zet het berijmde toneelstuk van Shakespeare om in poëtisch proza. De zinnen schikt ze in versregels en strofen. De ritmische, klankrijke taal met veel herhalingen neemt je meteen op sleeptouw: ‘Een kasteel had hij,/ en stallen met twintig glanzende paarden./ Een bos eromheen, en vanaf de torens/ een schitterend uitzicht over de zee.’ Niet alleen kort ze de oorspronkelijke tekst sterk in, ze herschikt die ook en voegt hier en daar iets toe. Haar versie begint als een verhaal en niet met de zang van de heksen zoals bij Shakespeare.
Ze behoudt treffend de magie van het refrein van hun lied. ‘Double, double toil and trouble/ Fire burn, and cauldron bubble’ wordt ‘Dubbel dubbel rook en trubbels/ Vuurtjestook en ketelbubbels.’ Ze vertelt ook uitvoerig hoe Macbeth en Banquo als kinderen allerbeste vrienden werden, waardoor ze beide personages dichter bij de jonge lezers brengt.
De kern van Shakespeares stuk behoudt ze, met de bovennatuurlijke verschijningen en voorspellingen, de zucht naar macht, het wantrouwen en de radeloosheid. Macbeths vrouw blijft een sluwe intrigante: ‘Ze was slim en bloedmooi/ en dus een beetje gevaarlijk’. Sterker dan in het origineel beklemtoont ze Macbeths hebzucht en ontevredenheid. De zin ‘Hij had van alles, maar nooit genoeg’ komt als een leidmotief herhaaldelijk terug.
Het eigenlijke verhaal laat ze voorafgaan en volgen door een variant op een van de beroemdste citaten uit het stuk, dat het leven typeert als een verhaal, ‘verteld door een sul – / een hoop flauwekul’. Het doodshoofd en de zotskap die Vanistendael erbij plaatst, confronteren de kijker nog eens extra met de vergankelijkheid en de dwaasheid van het leven.
Jan Van Coillie