Ik kleur van jou

Onze recensie

‘Ik kleur van jou’. De titel is meteen al een ministukje poëzie, een brokje licht ontregelende taal die bij de lezer heel wat kan oproepen: ik hou van jou, ik krijg een kleur door jou te zien, ik vertel in kleuren over jou … Die poëtische zeggingskracht steekt ook in het compacte openingsgedicht, dat veelzeggend en geheimzinnig tegelijk is:

Jarig

Een dag tot de rand vol

geluk. Van alle tot-nu-toe-dagen

was dit er een die jarig was,

hij kan niet meer stuk.

Het functionele gebruik van enjambement, binnenrijm en neologisme prikkelt de verbeelding. Dat doet het gedicht des te meer door de interactie met de illustratie. Praagman tekent een vlucht roze flamingo’s met zwarte vleugeltippen tegen een lichtroze achtergrond. De leider heeft drie gele vogeltjes op zijn kop, die samen een feestelijk kroontje vormen.

Het contrast met het volgende gedicht kan nauwelijks groter. ‘Stil’ is een verstild gedicht in woord en beeld over wat het effect zou zijn als we met zijn allen tegelijk voorrang zouden geven. Op de prent buigt een witte vogel voor een al even witte geit tegen een grijze achtergrond. Beiden hebben de ogen gesloten. De aandacht van de kijker wordt echter getrokken naar het bevreemdende detail van de gele vlinder op de staart van de geit.

Net als in haar debuutbundel Magneetje maakt Praagman gebruik van dieren om op een originele en veelzeggende manier de kernemotie van de gedichten te verbeelden. Dat levert verrassende beelden op. Kijk maar naar de blije hond en de zonnende kat die net als ‘alles en niets ineen [kunnen] voelen als armen om je heen.’ Of laat je betoveren door de grote en de kleine kat op de cover en bij het gedicht met de veelzeggende titel ‘Twijfelmoed’. Zo verdicht Praagman in poëtische bewoordingen en beelden voor jonge lezers belangrijke gevoelens als bang zijn, twijfelen en moedig willen zijn, verliefd zijn of verwonderd, gemis en andere complexe gevoelens die horen bij opgroeien.

Praagman is gegroeid als dichter. De soms nog nodeloos expliciete regels en sporadische rijmdwang uit haar debuut zijn hier zo goed als verdwenen. Slechts aan een paar gedichten mocht ze nog wat schaven, bijvoorbeeld aan ‘Fluisterriviertje’ dat te expliciet is, met een ietwat gewrongen eindrijm. Maar de meeste gedichten zijn compacter, krachtiger en vormvaster. Klank, ritme, versschikking en beeldspraak zitten juist. Dat geldt ook voor de iets langere gedichten, dankzij verrassende en beklijvende combinaties, zoals in ‘Bang’ : ‘voor het oneindig diepe/ zwarte onderwater/ voor ziektes aan mijn  hart/ en ik ben bang voor later// maar het allerbangst/ was ik voor wat jij/ misschien wel wilde zeggen/ maar nooit zei.’ Of neem het bezwerende ritme en de fascinerende beelden in ‘Onderwaterstrijkorkest’: ‘Is dat een onderwaterstrijkorkest/ van schelpen die de bodem strelen?/ Het klinkt alsof ze harp spelen/ vertellend van eb naar vloed.’ (strofe 2)

Milja Praagman heeft haar ‘fluisterriviertje’ gevonden. De gedichten en tekeningen die uit haar pen vloeien kronkelen, zinderen van emoties en prikkelen de verbeelding.

 

Jan Van Coillie

Nieuw

Thema's

Leeftijd

Auteur