De titel van dit boek is de openingszin van het dagboek van Reinier. Zo weten we meteen wie het hoofdpersonage is en zitten we midden in de setting van Joke van Leeuwens nieuwste creatie.
Reinier noteert in de ik-vorm wat door zijn hoofd flitst en dwarrelt nadat hij een poos geleden door het dakraam uit de brandende, ouderlijke woning is kunnen ontsnappen. Het gezin is alle hebben en houden kwijt en verblijft tijdelijk in een appartement als noodopvang. Reiniers gedachtestroom blijft altijd maar opnieuw hangen bij herinneringen aan de brand en wat eraan ten offer is gevallen: zijn lievelingsbroek, de vertrouwde bekers en kopjes, de piano, het schilderij boven de piano en vooral Zwabbertje, zijn hamster.
Na vijfentwintig pagina’s handgeschreven dagboeknotities in een lijntjesschrift springt het boek over in gewone, gedrukte tekst. Joke van Leeuwen brengt dan met een magisch-realistische ingreep een vorige bewoonster van Reiniers afgebrande zolderkamertje tot leven. Ietje, die zeventig jaar eerder in het huis woonde, doet haar relaas. Ietjes grootouders zijn erbij komen wonen, op de vlucht voor de onderwaterzettingen van de Tweede Wereldoorlog. Ietjes verhaal getuigt van de armoede en woningnood in het naoorlogse Nederland. Na zeven bladzijden zitten we weer in het dagboek en het rusteloze hoofd vol gedachtesprongen van Reinier. Halfweg het boek gebeurt dit opnieuw. Weer komt een vorige bewoonster tot leven. Mitzi vertelt hoe ze als Joods meisje ondergedoken zit op de zolder. We komen terecht in 1942, het jaar waarin de nazi-bezetter de joden massaal op transport zette naar de vernietigingskampen. Nog wat verder in het boek maken we kennis met een jeugdige bewoonster van nog langer geleden: Henke. Als arm dienstmeisje werkt ze aan het begin de twintigste eeuw bij een rijk gezin dat haar onheus behandelt.
Dit nieuwe boek van de veelvuldig gelauwerde Joke van Leeuwen bevat alle ingrediënten die haar werk typeren: de met veel empathie en solidariteit geschetste kinderblik die met verbazing, vaak met ongemak en onbehagen, de wereld van de volwassenen waarneemt en door disruptieve ervaringen heen moet. Doet de vorm denken aan het dagboek van Joke van Leeuwen Toen ik, dan roept Reinier Deesje in herinnering, of Warre uit Iep.
De hyperrealistische beschrijvingen van het geïsoleerde en eerder trieste lot van de vier jeugdige protagonisten zorgt voor een donkere lading. Belangrijke thema’s van het boek zijn dood en vergankelijkheid, gevaar en angst, afscheid en verlies, allerlei verdrietelijkheden, een onzekere en dreigende toekomst. Een stralende toekomst of happy end ligt niet in het verschiet. Daardoor baadt het boek in het soort van atmosfeer dat de volwassen lezer bijvoorbeeld kent uit De avonden van Reve.
Ook andere motieven uit Van Leeuwens vroegere werken komen terug: geschiedenis, taal, fascinatie voor de tijd en haar omkeerbaarheid. Naar eigen zeggen koos de auteur de naam Reinier omdat die als palindroom symbool staat voor het terugschakelen van heden naar verleden en omgekeerd.
Van Leeuwens sprankelende, heldere taal met veel laconieke humor, die als waarmerk kan gelden voor haar hele oeuvre, zorgt ervoor dat het boek, ondanks de zware thematiek, vlot en licht weg leest. Bovendien slaagt de auteur erin om net als in Maar ik ben Frederik, zei Frederik magisch-realistische ingrepen als volkomen logisch te laten overkomen.
Zoals veel van haar werken is ook deze uitgave een bewijs van Van Leeuwens bewonderenswaardige dubbeltalent. De auteur zorgde zelf voor de aantrekkelijke en kleurrijke illustraties, waarbij ze recentelijk computertechnieken onder de knie kreeg. Dit leverde een uiterst verfijnde hardcover op met het allure van een graphic novel.
Hoewel alles van Joke van Leeuwen ver boven de middenmoot uitsteekt, is haar omvangrijke productie voor de jeugd wat ongelijkmatig gebleken. Ik heet Reinier en ons huis is afgebrand zal naar ons gevoel echter als één van de sterkere titels naar boven drijven. Joke van Leeuwen heeft altijd weigerachtig gestaan tegenover een strikte scheiding tussen jeugd- en volwassenenliteratuur. Ze levert zelf de bewijzen hiervan. Wat ons betreft mag de ‘+’ in ons leeftijdsadvies dan ook ruim geïnterpreteerd worden. Reinier en ons huis is afgebrand kan zeker nog op de leeslijst in het secundair onderwijs.
Dirk Tavernier