Toon Tellegen werd vooral bekend met zijn filosofische dierenverhalen. Wie kent ze niet, de eekhoorn en de mier, de schildpad, de olifant en al die andere dieren die diepzinnige gesprekken voeren over wie ze zijn, over het verglijden van de tijd, de taal en hun gevoelens.
In Ik denk gaat Tellegen een stap verder. Hier zijn mensen aan het woord die stilstaan bij wat hen het meest tot ‘mens’ maakt: het denken. Vragen die filosofen al eeuwen bezighouden worden hertaald in eenvoudige zinnen en heldere beelden. Denken lijkt op zoeken terwijl weten eerder verwant is met vinden. Onze vluchtige gedachten vallen niet samen met het denken dat zich onverstoorbaar voortbeweegt, zonder al zijn geheimen prijs te geven. Het gaat zijn eigen weg, soms opdringerig als een boosaardig ventje – en je kan het niet zomaar stopzetten. Alleen als je dood gaat, houdt het denken op. Zijn we daarom zo bang voor de dood? Het denken over denken brengt ons bij herinneringen: mooie die we willen bijhouden en andere – verkeerde dingen, foute opmerkingen, pijnlijke vergissingen – die we liever willen vergeten. De stap naar de tijd is hier bijna vanzelfsprekend. Tijd doet boosheid en pijn voorbijgaan. Maar gedachten fladderen alle kanten uit ook naar wat nog niet is en misschien nooit komt. ‘Ik denk dat ik achteruit loop ‘, zegt een ik. Voor mij ligt mijn hele leven tot nu toe. Ik kan alles zien. De mensen, de huizen, de gebeurtenissen. Het raakt steeds verder weg. Achter mij ligt alles wat nog komt. Daar kan ik niets van zien? Daar schuifel ik dus naar toe . (82) Tellegen speelt zoals steeds met taal. Hij somt de soorten denken op zoals ‘vermoeden’, ‘geloven’, ’twijfelen’, ‘vaststellen’, ‘afkeuren’ en wijst er op hoe kleine voorzetsels denken telkens een eigen aparte invulling geven. Want uitdenken, is niet herdenken of verdenken en indenken verschilt op zijn beurt van wegdenken en doordenken. Geduldig tast Tellegen de menselijke gedachten af. Wat doet de grijze stof in onze hersenen? Wat betekent ‘gelukkig zijn’ of ‘houden van’ en wat met de kafkaiaanse nachtmerries – de moord die ik nooit heb gepleegd en waarvoor ik ondanks een sluitend alibi toch veroordeeld wordt – die ons in de greep kunnen houden? Zoals steeds verzint de auteur verrassende beelden die het onvoorstelbare toch vorm geven. Weten ‘het water dat bij eb op het strand achterblijft ‘; de kindertijd ‘ het vasteland, vanwaar ik vertrokken ben ‘(42) en het onbestemde verlangen ‘ om een melodie te zijn, die iedereen kent (..) die iedereen mooi vindt en die ervoor zorgt dat er nooit meer oorlog komt .'( 73)
Terwijl Tellegen naar woorden zoekt, zet Ingrid Godon haar portretten neer. Ze maken duidelijk dat er veel ‘ikken’ zijn, elk met hun eigen onzichtbare gedachten, elk met een eigen verhaal. Eenendertig tel je er op de dubbele pagina 8-9, mensen van verschillende leeftijden, mannen en vrouwen. Ze kijken omhoog en omlaag, ze kijken je aan, sluiten de ogen of wenden de blik af. Verder staat bij elke korte tekst van Tellegen een paginagroot portret, meestal een figuur, soms twee of drie. Bij de tekst over gelukkig zijn hoort een pruilend Chineesje (46), bij de gedachten over gemis twee rouwende zusjes (70); de man in het wazige korenveld mijmert over de kindertijd. Tussen pagina 50 en 56 volgen we dansende figuren die even sierlijk over de tekstloze pagina’s bewegen als de uitwaaierende gedachten in het boek. Zwart-grijs is de dominante tint die Godon inzet met hier en daar een streepje rood. De teksten van Tellegen en de portretten van Godon zitten op dezelfde golflengte. Beide zijn vreemd vertrouwd en vullen elkaar subtiel aan. Telkens weer is er een woord of een blik die dwingt om even halt te houden. Ik denk is een schitterend boek, maar niet meteen een ‘leuk’ boek voor kinderen of tieners. De teksten hoe helder ook verwoord, blijven te abstract voor jonge lezers. Soms verbergt een gedachte of een portret wel de kiem van een verhaal, het verhaal over ‘het mooiste doelpunt van mijn leven’ bijvoorbeeld of het verhaal van ‘de jongen die door zijn vader niet herkend wordt’. Het is eerder een ‘boek zonder leeftijd’, een boek om bedachtzaam te lezen en te herlezen, een boek om te mijmeren bij de poëtische teksten en bij de subtiele portretten. Tellegens korte teksten lenen zich wel uitstekend voor een filosofisch gesprek met kinderen en jongeren. Laat Ik denk op tafel liggen zodat gasten en bewoners, jong en oud, er ongestoord even in kunnen lezen of kijken. Wedden dat er boeiende gesprekken volgen.
Rita Ghesquiere