De debuutbundel van Pim Lammers verrast. Er is op de eerste plaats de grote aandacht voor diversiteit, nog altijd uitzonderlijk binnen de kinderpoëzie. Het centrale thema is familie, maar het gaat dan wel om een heel erg bontgekleurde familie: een neef die make-up draagt, een oom met wie je achterop zijn rolstoel naar de ijssalon sjeest, tante Dorien die blind geboren is, maar wel superoren en een superneus heeft of tante Ben die altijd jurken en lippenstift draagt en op de vraag ‘Ben jij een hij of een zij?’ antwoordt: ‘Geen hij, zij, hem of haar voor mij,/ ik hoor liever hen of die.’, wat een extra mooi rijm op het einde oplevert: ‘Die?’ vraag ik. ‘Hen?’// Die glimlacht./ ‘Zeg jij maar gewoon tante Ben.’ Ook andere familiethema’s komen aan bod, van een gebedje om een nieuw (leuk!) zusje, over omgaan met een scheiding tot je grote broer met wie je plots niet meer samen in de badkamer kan.
Ook de gedichten zelf verrassen vaak, ze zetten je geregeld op het verkeerde been, met op het eind een wending die je op een andere manier naar thema’s als afkomst of gender laat kijken. Commentaren over een ‘vreemde’ origine worden afdoend gepareerd:
Ik heb nog even gekeken
om het zeker te weten:
een rode Volkswagen Polo,
benzine, 121.761 kilometer,
75 pk, 4-cilinder, een automaat.
Het is echt geen ruimteschip
dat op onze oprit staat.
En mama, die die neef met make-up maar gek vindt, vindt die op het eind ‘te gek’, nadat die haar zo mooi maquilleerde.
Ook verliefdheid is een belangrijk motief en ook die kun je op zoveel manieren invullen:
mama is op papa, papa ook op haar.
Mijn oma was op opa.
Mijn tantes zijn op elkaar.
Mijn broer is op een jongen uit zijn klas.
Eva is elke dag op iemand anders, Meltem op drie tegelijk. ‘Juul was op Faat, maar nu op Loek.// En ik?/ Ik ben op zoek.’ Opa vindt het even goed om een mooie jongen als om een mooi meisje te zoeken ‘om op je rug te kriebelen’.
De diversiteit steekt evenzeer in de illustraties als in de teksten. Wat een verscheidenheid aan huidskleuren en kledingstukken! Maar Sarah van Dongen doet meer. Ze zorgt vaak voor een extra lichtvoetige, humoristische toets. Soms ook beeldt ze uit wat in het gedicht enkel opgeroepen wordt. Een mooi voorbeeld daarvan is haar illustratie bij ‘IJsjes halen’. Je ziet oom Johan in zijn rolstoel met de ik achterop stralen met hun ijsjes. Die rolstoel wordt in het gedicht nergens genoemd, evenmin als ‘gehandicapt’ of ‘minder-valide’. Er staat enkel dat de bank aan de kant moet, de Lego opgeruimd en een plank op de drempel wanneer oom op bezoek komt en dat ze samen de plank over sjezen en de straat uit racen (een leuk rijm).
Hoe verrassend de benadering ook is, de gevoelens en gedachten zijn bijzonder herkenbaar. Pim Lammers weet zich heel natuurlijk in de binnenwereld van kinderen in te leven. Hoe haarfijn verwoordt hij in het titelgedicht niet de gedachte dat je ouders niet je ouders zijn maar je ontvoerders. Ook in ‘Boomhut’ balt Lammers op een poëtische, compacte manier het verdriet samen van de ik in de boomhut die hij niet meer hoeft wanneer zijn papa moet verhuizen.
Die compactheid maakt van ‘Boomhut’ zo’n sterk gedicht. Op dat vlak kan Lammers nog veel vooruitgang boeken. Veel gedichten in de bundel bevatten nog te veel woorden, met stukken dialoog of beschrijving die poëtische spankracht missen doordat ze nodeloos expliciet zijn en te weinig ruimte laten voor de lezer om zelf in of aan te vullen. Dan staat er gewoon wat er staat en dat ondergraaft de magie van poëzie. Een paar voorbeelden: ‘ Hij vertelt aan tafel/ tussen twee happen andijvie door:/ “Het is uit.”// Hij geeft geen reden, zegt alleen/ dat ik me niet zo aan moet stellen,/ noemt me “jankerd” en “klein kind”.’ Of nog: ‘Vandaag gaan mama en ik/ naar het naaktstrand.// Dat is een strand met een zee,/ een zon en heel veel zand.// O ja, en ook veel blote mensen.’ Natuurlijk maakt de schikking in versregels deel uit van de poëtische zeggingskracht, maar dan moet er tussen of onder die regels meer schuil gaan dan hier het geval is en/of moet de taal meer verrassen of ontregelen.
Los van deze bedenkingen blijft Ik denk dat ik ontvoerd ben een verrassende, verfrissende en uiterst beloftevolle injectie in de kinderpoëzie.
Jan Van Coillie