‘Iedereen zijn eigen kleur’, het gaat in dit prentenboek niet om kleurpotloden of verf, maar wel om huidskleur en vooral om de verscheidenheid daarin. Hoofdfiguur is de olifant, zonder twijfel een van de populairste dieren in prentenboeken. Denk maar aan de wereldberoemde Babar van Jean de Brunhoff of Elmer van David McKee of aan de onvergetelijke olifanten van Carll Cneut, Leo Timmers, Guido van Genechten of Annemarie van Haeringen.
De olifant is groot, sterk, slim en dik, dat weet elk kind. Maar in dit prentenboek wordt meteen in de verf gezet dat hij ook grijs is. De kameleon, pauw, neusbeer, leeuw en andere dieren vinden grijs maar saai en lachen de olifant uit. Daar wordt Olifant verdrietig van, maar op een ochtend is plotseling de hele jungle grijs geworden, met alle planten en alle dieren. Meteen gaan olifants ogen letterlijk en figuurlijk open. De andere dieren jammeren (behalve de neushoorn) en vragen de olifant hen te helpen, hij is immers de grootste en de slimste. En jawel, olifant weet raad.
Slegers tekenstijl is expressief. Kijk maar naar de uitvergrote mimiek van de lachende dieren. Het gezicht van de leeuw doet trouwens denken aan de monsters uit Sendaks klassieker Max en de maximonsters. De illustrator gebruikt kleuren duidelijk om gevoelens uit te drukken, waarbij het blauwgrijze tinten verdriet en de bonte kleuren plezier oproepen. Knap is de stapelprent met de radeloze dieren op een hoop.
De oplossing voor de plotselinge, algemene grijsheid is passend en kleurrijk, maar weinig verrassend en minder spetterend dan die eruit ziet, al komt de boodschap wel over. Die boodschap wordt goed samengevat op de achterkant: ‘Dit prentenboek toont op een vrolijke manier de schoonheid en het plezier van een kleurrijke samenleving.’
Jan Van Coillie