Nederland, zeventiende eeuw. De Tachtigjarige Oorlog met Spanje is al jaren aan de gang, maar in het dorp Ginneken, dat net onder Breda ligt, hebben ze daar nooit veel van gemerkt. Maaike en haar geestelijk gehandicapte broertje Bavo leiden een rustig leventje in de boswachterswoning. Samen met hun beste vriend Gilles, de zoon van de schout, vissen ze in de rivier of bouwen ze hutten in het bos. Maar dan bezet een Spaanse legermacht het dorp, en verandert alles.
Het huis van Maaike wordt zonder pardon met de grond gelijkgemaakt – generaal Spinola wil er een linie graven die Breda moet afsluiten van de buitenwereld. Gilles wordt door zijn vader naar Breda gestuurd, om de stad te waarschuwen voor de belegering en om als boodschapper voor Justinus van Nassau te werken.
En daarmee opent Het verdwenen zwaard , een boek over het leven anno 1624-1625. Origineel is dat het verhaal niet Gilles volgt, die eerst als boodschapper en daarna als spion allerhande gevaarlijke toeren uithaalt, maar wel Maaike, die de hele tijd in Ginneken blijft.
Zo schetst Martine Letterie in de eerste plaats een beeld van de gevolgen van de Tachtigjarige Oorlog voor de inwoners van Ginneken. Vooral de familie van Maaike krijgt het hard te verduren: een gedwongen verhuis naar een koude zolder, brood moeten bakken voor Spaanse officieren terwijl je zelf honger lijdt, een uitbraak van de pest, …
Het verdwenen zwaard is, naast een goede sfeerschets, ook een boek dat zich leent tot discussies met kinderen. Het kan bijvoorbeeld een kapstok worden om het over de Tachtigjarige Oorlog te hebben. Er worden in het boek regelmatig echt gebeurde feiten verwerkt: een brand in een graanopslagplaats van de Spanjaarden, een list die prins Maurits uithaalde met een turfschip. Elk hoofdstuk wordt ook afgesloten door een stukje historische informatie: de symptomen van de pest, een korte uitleg over spionage of de grootste feiten van de Tachtigjarige Oorlog. Alleen – en dat is meteen ook zowat het enige minpunt aan het boek – is het verhaal wel heel duidelijk geschreven voor een Nederlands publiek. Zo wordt bijvoorbeeld Justinus van Nassau als bekend verondersteld. Overigens kunnen die korte geschiedenislesjes aan het einde van ieder hoofdstuk voor sommige lezers ook storend werken, omdat ze het verhaal onderbreken.
Andere discussiemogelijkheden zitten in het thema ongelijkheid, dat als een rode draad door het boek loopt. Maaike mag minder dan Gilles omdat ze een meisje is. Bavo wordt door de mensen uit het dorp als een dommerik gezien, maar begrijpt veel meer dan zij denken. De deftige familie van Gilles kan met een vrijgeleide uit Ginneken vertrekken wanneer het er te hachelijk wordt, terwijl de familie van Maaike moet blijven. En dan zijn er natuurlijk nog de Spaanse generaals die de inwoners van Ginneken voor hen laten werken. Kortom, genoeg voer voor een goed gesprek of geschiedenisles.
– Door Line Leys –