De dertienjarige Puja groeit op in een arm gezin in India. Ze draagt een hoofddoek, niet uit religieuze overtuiging, maar om een grote moedervlek op haar wang te verbergen. Wanneer haar vader besluit om zijn drie dochters uit te huwelijken, loopt Puja weg van huis. Ze komt terecht in Sri Lanka en gaat in een kraakpand wonen. Ze sprokkelt wat leefgeld bij elkaar als bedelaarster aan de tempel. Maar op een dag ontmoet ze meneer Gakpo. De oude, eenzame man bekommert zich om het jonge meisje. Puja leert dat het best oké is om anders te zijn.
De verhaallijn is vrij voorspelbaar, maar het thema is interessant. De auteur schreef het boek voor kinderen die op de drempel van de pubertijd staan en twijfelen over hun uiterlijk. De dwang van sociale media speelt hierin uiteraard een grote rol. Het thema is dus zeker relevant in onze huidige maatschappij.
Het verhaal begint in het hoofd van Puja: “Ben ik onzichtbaar? Nee, dat kan niet. Of wel? Misschien willen ze me gewoon niet zien?” Het boek gaat verder in de verleden tijd en vanuit het oogpunt van een verteller. Slechts heel sporadisch krijgen we nog een blik in de gedachtewereld van Puja. Dat vond ik jammer, want zo miste ik als lezer een mogelijkheid om me dichter bij het hoofdpersonage te voelen. Het relaas kabbelt rustig verder zonder erg spannende of akelige voorvallen, maar met een vriendelijk en happy end. De kleurige, meestal paginagrote prenten maken het geheel luchtig en aangenaam om lezen.
Lut Vanderaspoilden